Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:33

Zaaknummer

20-141/DB/LI

Inhoudsindicatie

Het valt een advocaat niet te verwijten dat hij zijn cliënt niet direct tijdens het eerste gesprek alle relevante jurisprudentie voorhoudt. Het is gebruikelijk dat een advocaat ten behoeve van het opstellen van een processtuk recente jurisprudentie heeft bestudeerd en daarop ingaat. Advocaat heeft zich terecht wegens een vertrouwensbreuk als advocaat teruggetrokken. Klacht kenneljk ongegond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 30 maart 2020

in de zaak 20-141/DB/LI

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

over:

 

 

verweerster

 

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 21 februari 2020 met kenmerk K19-094, door de raad ontvangen op 24 februari 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1     Klager heeft zich tot verweerster gewend in verband met het indienen van een verzoekschrift strekkende tot een wijziging van zijn voornaam. Op 13 mei 2019 heeft een gesprek tussen klager en verweerster op kantoor van verweerster plaatsgevonden.

1.2     Verweerster heeft op 16 mei 2019 een opdrachtbevestiging aan klager toegezonden. Klager en verweerster zijn een Fixed Price van € 665,00 (inclusief griffierecht ad € 287,00) overeengekomen. De werkzaamheden die hieronder vielen waren het gevoerde gesprek, het opstellen en indienen van het verzoekschrift en de inschrijving in het register. De opdrachtbevestiging is door klager voor akkoord ondertekend.

1.3     Verweerster heeft hierna een concept verzoekschrift opgesteld. Verweerster heeft klager bij toezending van het concept verzoekschrift geïnformeerd over de door haar bestudeerde en in het verzoekschrift verwerkte recente jurisprudentie.

1.4     Klager heeft per email van 30 mei 2019 zich beklaagd over het optreden van verweerster en haar bericht dat zij haar werkzaamheden diende te staken. Verweerster heeft per email van 3 juni 2019 op de klacht gereageerd en voorgesteld de zaak te bespreken en het verzoekschrift alsnog in te dienen. Op 7 juni 2019 heeft klager zich met klachten over verweerster gewend tot de leidinggevende van verweerster. Verweerster heeft klager per email van 12 juni 2019 geschreven met hem tot een oplossing te willen komen en hem verzocht daartoe met haar contact op te nemen. Verweerster heeft klager voorts gewezen op de klachtenregeling van haar kantoor.

1.5     De klacht van klager is voorgelegd aan de klachtenfuntionaris van het kantoor van verweerster. Op 18 juni 2019 heeft een telefoongesprek tussen klager en de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster plaatsgevonden. De klachtenfunctionaris heeft per email van 19 juni voormeld gesprek bevestigd. Op 2 juli 2019 heeft klager bericht dat hij bij zijn klacht bleef, maar dat hij het besluit had genomen om vooralsnog het kantoor van verweerster het verzoekschrift te laten indienen. De klachtenfunctionaris heeft klager per email van 9 juli 2019 geantwoord dat verweerster bij terugkeer van haar vakantie zou bepalen of zij de zaak nog wenste op te pakken.

1.6     Verweerster heeft klager per email van 2 augustus 2019 bericht als gevolg van de handelwijze van klager, die voor een vertrouwensbreuk had gezorgd, de opdracht eenzijdig te beëindigen en het verzoekschrift niet in te zullen dienen. Het kantoor van verweerster heeft het door klager voor het griffierecht betaalde bedrag van €287,- aan klager overgemaakt. Klager heeft per email van 4 augustus 2019 geantwoord dat hij wel vertrouwen in verweerster had en haar verzocht het verzoekschrift alsnog in te dienen. Verweerster heeft per email van 9 augustus 2019 geantwoord dat zij bij haar standpunt bleef.

1.7     Op 3 september 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager] verwijt verweerster het volgende.

Verweerster heeft klager onvoldoende geïnformeerd over voor klager twee belangrijke punten, te weten de kosten van de procedure en de slagingskansen. De beantwoording van deze vragen was voor klager essentieel om al dan niet tot een opdracht aan verweerster te komen. Klager is pas na lezing van het concept verzoekschrift erachter gekomen dat gelijkwaardige verzoeken door de rechter zijn afgewezen. Klager voelt zich misleid en niet serieus genomen. Klager heeft verweerster desalniettemin moeten betalen. 

 

 

3          VERWEER

3.1     Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4          BEOORDELING

4.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

 

4.2     Klager verwijt verweerster dat zij niet eerder heeft gewezen op voor hem bezwaarlijke jurisprudentie. Deze informatie was van belang voor zijn beslissing of hij al dan niet een opdracht aan verweerster zou verlenen. Verweerster heeft daar tegenover naar voren gebracht dat een gesprek is ingepland met klager om te beoordelen of er een juridische grondslag was voor zijn verzoek en dat aan klager te kennen is gegeven dat dit gesprek alleen kosteloos zou zijn indien zij geen juridische grondslag aanwezig zag om tot indiening van een verzoek over te gaan. Tijdens het gesprek zijn de mogelijke juridische grondslagen besproken op grond waarvan verweerster aan klager te kennen heeft gegeven dat zij mogelijkheden zag om met een goede kans van slagen een verzoekschrift strekkende tot voornaamswijziging in te dienen. Vervolgens heeft verweerster de opdracht tot het indienen van een verzoekschrift schriftelijk bevestigd, welke opdrachtbevestiging door klager voor akkoord ondertekend.

4.3     Verweerster is vervolgens conform de aan haar verstrekte opdracht overgegaan tot het opstellen van een verzoekschrift. Verweerster heeft daarbij, zoals van een behoorlijk handelend advocaat verwacht mag worden, recente rechterlijke uitspraken bestudeerd om daar waar nodig in haar verzoekschrift nader op in te gaan. Zo heeft verweerster in haar verzoekschrift verwezen naar twee uitspraken van een rechtbank waarin een verzoek tot wijziging van de voornaam was afgewezen. Verweerster zag in de door haar geraadpleegde jurisprudentie geen aanleiding om klager te adviseren van het indienen van een verzoekschrift af te zien. Klager zag dit anders en stelt  dat , als hij eerder van de door verweerster geraadpleegde jurisprudentie op de hoogte was geweest, hij ervan zou hebben afgezien om verweerster een opdracht te verstrekken. Klager verwijt verweerster dat zij hem niet direct tijdens het eerste gesprek op de twee negatieve rechterlijke uitspraken heeft gewezen. Klager gaat hierbij uit van een onjuiste opvatting van de taak van een advocaat. Van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht dat deze zijn cliënt adviseert over de kansen van een procedure. Verweerster heeft op grond van haar kennis en ervaring klager te kennen gegeven goede mogelijkheden te zien om met succes een procedure strekkende tot voornaamswijziging aanhangig te maken. Dat verweerster tijdens het eerste gesprek niet direct alle relevante jurisprudentie aan klager heeft voorgehouden valt verweerster tuchtrechtelijk niet te verwijten. Het is gebruikelijk dat een advocaat bij het opstellen van een processtuk recente jurisprudentie nader bestudeerd en daarop zo nodig ingaat. Verweerster heeft in het verzoekschrift gemotiveerd aangevoerd op welke juridische grondslag het verzoek van klager toegewezen diende te worden en is uitvoerig ingegaan op de omstandigheden van klager op grond waarvan,  ondanks twee eerdere afwijzende rechterlijke uitspraken, het verzoek van klager wel zou moeten worden toegewezen. Verweerster heeft haar werkzaamheden verricht volgens de professionele standaard die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht.

4.4     Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster de belangen van klager behartigd met de zorgvuldigheid die van haar verwacht mocht worden en heeft zij gelet op de door klager bij herhaling geuite klachten en bezwaren tegen haar aanpak van de zaak, op juiste gronden besloten dat er sprake was van een vertrouwensbreuk op grond waarvan zij niet langer de belangen van klager kon behandelen. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster valt te maken.

4.5     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond  verklaren.

 

BESLISSING

 

 

De voorzitter verklaart:

 

 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

 

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2020.

 

 

 

Griffier                                                            Voorzitter