Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:58

Zaaknummer

19-809/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een erfrechtkwestie kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 maart 2020 in de zaak 19-809/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 28 november 2019 met kenmerk R 2019/80 edg/dh, door de raad ontvangen op 29 november 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

Bij brieven van 17 januari 2020 en 8 februari 2020, beide met bijlagen, heeft klager zijn klacht aangevuld. Verweerder heeft op 24 februari 2020 op de aanvulling van klager gereageerd.

Op 19 februari 2020 heeft klager de raad nogmaals de brief van 8 maart 2020 toegestuurd, omdat in de oorspronkelijke brief van 8 maart 2020 “één woord was weggevallen”. De brief van 19 februari 2020 met de verbeterde versie van de brief van 8 februari 2020 zal niet aan het klachtdossier worden toegevoegd; het verschil tussen beide brieven is een woord. De eerste zin van de oorspronkelijke brief begint met “Middels dit schrijven met bijlagen zend ik u toe (…)”.  De eerste zin van de verbeterde versie luidt “Dit schrijven met bijlagen zend ik u toe (…)”. Ook de brief van 29 februari 2020 van klager aan de raad zal niet aan het klachtdossier worden toegevoegd. In de brief uit klager bezwaren tegen het optreden van verweerder op een zitting die op 4 februari 2020 heeft plaatsgevonden. Het betreft nieuwe klachtonderdelen. Hiernaar  is geen onderzoek gedaan door de deken en dat staat eraan in de weg dat de tuchtrechter hierover nu al oordeelt.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is als erfgenaam en executeur betrokken in de afwikkeling van de nalatenschap van zijn in 2017 overleden vader. Klager is in geschil met zijn onterfde zuster over de afwikkeling van de nalatenschap. Verweerder staat de zuster daarin bij.

1.2    Op 14 februari 2019 heeft verweerder een brief gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Tot mij wende zich uw zuster (...) met het verzoek haar verder bij te staan (...).

Nadat uw moeder op 19 januari 2016 en uw vader op 7 november 2017 zijn overleden, zullen er afspraken gemaakt moeten worden over de uitvoering van hun wilsbeschikkingen. Uit de correspondentie die aan mij ter beschikking is gesteld, heb ik begrepen dat er veel over en weer is geschreven.

Ik acht het nuttig om met u in gesprek te gaan om te bezien of er mogelijkheden zijn om in goed overleg tot een zakelijke oplossing te komen. Het is dan niet mijn bedoeling dat ook uw zuster aanwezig is. Graag verneem ik of u hiertoe bereid bent.”

1.3    Op 18 februari 2019 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen klager en verweerder.

1.4    Op 25 februari 2019 heeft klager een brief gestuurd aan verweerder.

1.5    Op 15 maart 2019 heeft verweerder een brief gestuurd aan klager.

1.6    Op 10 april 2019 heeft er een bespreking plaatsgevonden waarbij klager en verweerder aanwezig waren. Klager heeft daarbij de financiële administratie overhandigd aan verweerder. Op 15 mei 2019 heeft klager de financiële administratie weer teruggekregen van verweerder.

1.7    Op 2 juli 2019 heeft verweerder een brief gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“De stukken die u mij ter inzage hebt gegeven heb ik bestudeerd en daarna met cliënte besproken. Zij deelde mijn conclusie dat u op deugdelijke wijze de financiële administratie van wijlen uw ouders hebt gevoerd. Hoewel enige posten wel aanleiding zouden kunnen geven tot debat, is de waarde vaststelling van de woning (...) thans het belangrijkste punt. Om een eventueel geschil te elimineren, is het raadzaam de woning in opdracht van cliënte te laten taxeren. Zij heeft hiervoor al contact gezocht met een makelaar. Het kantoor “House for Sale makelaars” te Vlaardingen is bereid een taxatierapport uit te brengen. (...)

Graag verneem ik van u op welke wijze de taxateur toegang kan krijgen tot de woning. Kunnen wij voor het maken van een afspraak telefonisch overleggen?”

1.8    Op 9 juli 2019 heeft klager een brief geschreven aan het kantoor van verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“(...) vond ik een kort schrijven van uw medewerker [verweerder] in de bus van 2-7-2019.

(...)

Ook wordt daar melding in gemaakt dat: “Om een eventueel geschil te elimineren, is het raadzaam de woning in opdracht van cliënte te laten taxeren. Zij heeft hiervoor al contact gezocht met een makelaar. Het kantoor “House for Sale makelaars” te Vlaardingen is bereid een taxatierapport uit te brengen.”

Welnu, correct als altijd heb ik hen op 5 juli gebeld, (...), en werd vandaag 9 juli daarover teruggebeld, en de makelaar meldde:

‘dat er maar eenmaal telefonisch contact is geweest met mijn zuster, verders niets.

Zolang zij geen ondertekende schriftelijke opdracht krijgen doen zij niets. Voor hen is het verders gewoon afwachten, ik hoef niets te doen en zij doen ook niets’!!!”

Dan is er nog het feit dat zij geen erfgename is van mijn vader, dus alleen daarom al heeft zij geen enkele bevoegdheid, of [verweerder]. Als erfgename t.a.v. mijn moeder zullen de taxateurs de gebruikelijke formules en percentage’s die ook de rechter te Rotterdam al heeft gehanteerd t.a.v. de woning de WOZ-beschikkingen (die onder de rechter zijn) en de indexwaardemeter met terugwerkende kracht wel moeten hanteren.”

1.9    Bij brief van 9 juli 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    stelde dat hij het telefoongesprek, dat klager met hem voerde op 18 februari 2019, te lang vond duren;

b)    vier dagen na verzending van de brief van klager deze nog niet had doorgenomen met de stelling dat hij deze brief nog niet ontvangen had;

c)    pas na drie maanden een reactie gaf op het doornemen van de bankafschriften van de ouders van klager en daarbij bleek dat de zus van klager de bankafschriften ook doorgenomen had, terwijl was afgesproken dat de stukken door verweerder nagekeken zouden worden en op zijn kantoor zouden blijven;

d)    klager niet één keer terugbelde, terwijl dat wel beloofd was door zijn secretaresse/medewerkster;

e)    tijdens het gesprek van 10 april 2019 niet goed voorbereid bleek te zijn en niet doorhad dat cruciale stukken ontbraken in zijn dossier;

f)    in zijn brief van 2 juli 2019 aan klager stelde dat enige posten (betreffende de door klager gevoerde financiële administratie van zijn ouders) aanleiding zouden kunnen geven tot debat, maar dit verder nergens motiveerde;

g)    ten onrechte stelt dat klager geen uitsluitsel geeft op zijn vraag of klager bereid is medewerking te verlenen aan het opstellen van een taxatierapport van het ouderlijk huis door ‘House for Sale makelaars’.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

 

4    BEOORDELING

4.1    De onderhavige klacht betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdelen a) t/m f)

4.2    De klachtonderdelen a) t/m f) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3    Klager verwijt verweerder dat hij stelde dat hij het telefoongesprek, dat klager met hem voerde op 18 februari 2019, te lang vond duren. Voorts verwijt klager verweerder dat hij vier dagen na verzending van de brief van klager deze nog niet had doorgenomen met de stelling dat hij die brief nog niet ontvangen had. Voorts verwijt klager verweerder dat hij pas na drie maanden een reactie gaf op het doornemen van de bankafschriften van de ouders van klager en daarbij bleek dat de zus van klager de bankafschriften ook doorgenomen had, terwijl was afgesproken dat de stukken door verweerder nagekeken zouden worden en op zijn kantoor zouden blijven. Ook verwijt klager verweerder dat hij klager niet één keer terugbelde, terwijl dat wel beloofd was door zijn secretaresse/medewerkster.  Klager verwijt verweerder verder dat hij tijdens het gesprek van 10 april 2019 niet goed voorbereid bleek te zijn en niet doorhad dat cruciale stukken ontbraken in zijn dossier. Tot slot verwijt klager verweerder dat hij in zijn brief van 2 juli 2019 aan klager stelde dat enige posten (betreffende de door klager gevoerde financiële administratie van zijn ouders) aanleiding zouden kunnen geven tot debat, maar dit verder nergens motiveerde.

4.4    Verweerder acht het niet noodzakelijk uitgebreid in te gaan op de op- en aanmerkingen die klager maakt over zijn werkwijze. Verweerder heeft in het belang van zijn cliënte gehandeld en hierbij voldoende rekening gehouden met de wederpartij. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake, aldus steeds verweerder.

4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Voor zover de in klachtonderdelen a) t/m f) opgenomen verwijten aan het adres van verweerder al zouden komen vast te staan, geldt dat deze niet kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder jegens klager. Verweerder is immers de advocaat van de wederpartij van klager, zodat het toetsingskader geldt als hiervoor onder randnummer 4.1 weergegeven. Verweerder dient in de eerste plaats het belang van zijn cliënte te behartigen., Het is de voorzitter niet gebleken dat de belangen van klager door het verweten handelen dan wel nalaten van verweerder onevenredig zijn geschaad. De klachtonderdelen a) t/m f) zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

4.6    Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte stelt dat klager geen uitsluitsel geeft op zijn vraag of klager bereid is medewerking te verlenen aan het opstellen van een taxatierapport van het ouderlijk huis door ‘House for Sale makelaars’. Ter toelichting voert klager aan dat hij na ontvangst van de brief van verweerder van 2 juli 2019 telefonisch contact heeft opgenomen met ‘House for Sale makelaars’, die aangaven dat zij niets mochten doen zonder dat zij daartoe opdracht hadden gekregen.

4.7    Verweerder voert aan dat hij in zijn brief van 2 juli 2019 aan klager heeft gevraagd of hij bereid was zijn medewerking te verlenen aan een bezichtiging van de woning door een makelaar. Vervolgens diende klager een klacht in en nam telefonisch contact op met de door de cliënte van verweerder benaderde makelaar. De cliënte van verweerder is degene die de afspraak met de makelaar behoort te maken. Klager heeft hierin geen andere bemoeienis dan de makelaar in de gelegenheid te stellen de woning ook van binnen te bekijken, aldus steeds verweerder.

4.8    De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier blijkt niet dat klager contact heeft opgenomen met verweerder om door te geven dat hij bereid is medewerking te verlenen aan het opstellen van een taxatierapport van het ouderlijk huis door ‘House for Sale makelaars’. Uit de brief van klager aan verweerder van 9 juli 2019 (zie hiervoor onder randnummer 1.8) kan dat evenmin worden afgeleid. Klachtonderdeel g) is kennelijk ongegrond.

4.9    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

De klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 11 maart 2020.