Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:52

Zaaknummer

19-578/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 9 maart 2020 in de zaak 19-578/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 16 oktober 2019 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

gemachtigde: mr. C. Fledderus

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij webformulier van 7 december 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 14 augustus 2019 met kenmerk K260 2018 ar/ab, door de raad ontvangen op 16 augustus 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 16 oktober 2019 heeft de voorzitter van de raad de klacht met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 16 oktober 2019 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 15 november 2019, door de raad ontvangen op 18 november 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2020 in aanwezigheid van verweerder en diens gemachtigde. Klager is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 15 november 2019.

 

2    FEITEN, KLACHT EN VERZET

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

2.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft zich tegen het verzet en de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van de artikelen 46j en 46h Advocaten dient het verzet te worden ingesteld binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgende op die van de verzending van de beslissing. In het onderhavige geval op 17 oktober 2019. Het verzet dient uiterlijk op de dertigste dag van de verzettermijn door de griffie te zijn ontvangen. In het onderhavige geval derhalve uiterlijk op 15 november 2019. De ontvangst op 18 november 2019 is buiten de termijn en het verzet is derhalve niet-ontvankelijk.

4.2    Ten overvloede overweegt de raad dat wanneer het verzet wel tijdig zou zijn ingesteld, dat niet gegrond zou zijn verklaard. De raad is namelijk van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2020.