Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:67
Zaaknummer
20-073/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Iedere feitelijke onderbouwing ontbreekt.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 maart 2020 in de zaak 20-073/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 22 januari 2020 met kenmerk K086 2019 ar/ak, door de raad ontvangen op 24 januari 2020, en van de op de inventarislijsten (inhoudelijk en procedureel) genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager huurt woonruimte. Deze woonruimte is eigendom van een woningbouwcorporatie. De woning is in beheer bij (…), de cliënte van verweerder.
1.2 Verweerder heeft voor zijn cliënte twee maal een kort geding gevoerd tegen klager, strekkend tot ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft de vordering twee maal afgewezen.
1.3 In het dossier bevindt zich een foto waarop vier personen, drie mannen en een vrouw, te zien zijn. De vier personen staan op de stoep voor een gebouw. De foto is van bovenaf gemaakt.
1.4 Op 29 april 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Klager heeft zijn klacht bij e-mails van 30 juni 2019, 24 juli 2019 en 10 september 2019 aangevuld.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij hem heeft geïntimideerd en bedreigd door het inschakelen van een knokploeg. Daarnaast heeft verweerder valse verklaringen afgelegd en zich daarmee schuldig gemaakt aan smaad en laster. Klager verwijt verweerder in het bijzonder het volgende.
a) Verweerder heeft op 18 maart 2019 een knokploeg op klager afgestuurd, “wat heel intimiderend overkwam”. Klager heeft geschreven dat er “camerabewijs” is dat verweerder “meerdere keren, een knokploeg laat komen, om klanten en-of huurders te kunnen intimideren”.
b) Verweerder is nalatig geweest “door nooit een aangetekende brief te verzenden”. Verweerder “heeft namelijk nooit de kans geboden, om alle verhinderdata-voor-6-weken, te kunnen doorgeven”. Verweerder heeft “daarbij een verzonnen, email van 18 maart, in [zijn] zeer leugenachtige-dagvaarding toegevoegd”. Verweerder heeft die email nooit verzonden.
c) Verweerder is “de opdrachtgever in een inbraak hier, waarvan [hij] dat raam nog steeds niet wenst te repareren”.
d) Verweerder heeft zich in de dagvaarding schuldig gemaakt aan smaad en laster, “aangezien [hij] liegt over een intercom, die [hij] zou hebben ingesproken op (…) 18 maart 2019, terwijl helemaal NIEMAND, in deze flat (…), een Intercom heeft”.
e) Verweerder heeft valse verklaringen afgelegd.
f) Verweerder heeft “geprobeerd rechters om te kopen en/of steekpenningen aan te bieden”.
g) Verweerder heeft bij de huurcommissie valse verklaringen afgelegd. Verweerder heeft volgens klager “helemaal nooit, een verzoek ingediend, om dat huurhuis te bekijken”. Verweerder had een officieel verzoek moeten indienen en had niet meerdere keren ongevraagd aan de deur van klager moeten komen, zonder afspraak en met een “grote knokploeg”.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft de beschuldigingen van klager weersproken, ze zijn volgens verweerder volledig uit de lucht gegrepen. Volgens verweerder staat hij niet op de door hiervoor in 1.3 bedoelde foto die klager ter onderbouwing van zijn klacht heeft overgelegd. Verweerder heeft toegevoegd dat hij zich in beide procedures tegen klager correct heeft opgesteld. Verweerder heeft zich beroepen op zuiver juridische argumenten.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.2 Klager maakt verweerder ernstige verwijten. Het ligt op de weg van klager om zijn verwijten te gemotiveerd te onderbouwen en te bewijzen. Dit heeft klager niet gedaan. Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht slechts enkele foto’s overgelegd waarbij uitleg ontbreekt. Voor zover op de foto’s personen te zien zijn, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen dat verweerder daarop staat. De foto’s ondersteunen de klacht daarom niet. Klager heeft zijn klacht ook niet op enige andere wijze onderbouwd, bijvoorbeeld met het camerabewijs dat hij stelt te hebben. Omdat klager zijn klacht niet feitelijk heeft onderbouwd, kan de gegrondheid van zijn verwijten niet worden vastgesteld. De klacht is daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2020.