Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:70
Zaaknummer
200009
Inhoudsindicatie
Beklag tegen de weigering een advocaat aan te wijzen (art. 13 Advw). Voor een strafrechtelijke aangifte is geen bijstand van een advocaat nodig. Daartoe zou klaagster zelf in staat moeten zijn. Daarnaast is de deken niet bevoegd om een advocaat aan te wijzen voor een procedure in een ander arrondissement. Beklag ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 30 maart 2020
in de zaak 200009
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Rotterdam
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 10 januari 2020. Bij brief van 14 januari 2020 heeft klaagster beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 14 januari 2020 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- de e-mail van 14 januari 2020 met bijlagen
- de e-mails van 22 januari 2020 waarvan een met bijlagen
- de e-mails van 30 januari 2020 met bijlagen
- de reactie van de deken van 10 februari 2020 met bijlagen
- de e-mail van 12 maart 2020.
2.3 Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld en op stukken beoordeeld.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Bij e-mail van 6 mei 2019 heeft klaagster zich tot de deken gewend met de mededeling dat zij op zoek is naar een strafrechtadvocaat die haar kan helpen bij het corrigeren van haar persoonsgegevens en het doen van aangifte.
3.2 Bij brief van 12 november 2019 heeft de Nationale Ombudsman aan klaagster bericht dat hij haar klachten over de handelwijze van een aantal overheidsinstanties niet verder zal behandelen. De ombudsman heeft aangeven dat klaagster zelf klachten kan indienen bij onder andere de Autoriteit Persoonsgegevens, de Nationale Politie en het OM.
3.3 Bij e-mail van 8 mei 2020 heeft de deken aangeven de e-mail van 6 mei 2020 op te vatten als een verzoek tot aanwijzing van een advocaat. Bij e-mail van 10 mei 2020 gaf de deken aan dat klaagster eerst zelf op zoek moet gaan naar een advocaat.
3.4 Eind 2019 en begin 2020 heeft zij aan de deken aangegeven dat zij alleen maar afwijzingen krijgt. Zij heeft aangegeven een advocaat nodig te hebben die gespecialiseerd is in onrechtmatige overheidsdaden, bestuursrecht, AVG/privacy en/of mensenrechten.
3.5 Bij brief van 10 januari 2020 heeft de deken het verzoek om toewijzing van een advocaat afgewezen.
4 BEOORDELING
4.1 De deken heeft het verzoek van klaagster afgewezen omdat voor bestuursrechtelijke procedures (correctie persoonsgegevens bij UWV, de Politie en het RTG Eindhoven) rechtsbijstand door een advocaat niet verplicht is. Verder heeft de deken aangegeven dat klaagster zelf bij de
Autoriteit persoonsgegevens een verzoek om handhaving kan indienen en als die Autoriteit daar geen gehoor aan geeft daarover ook zelf weer een klacht kan indienen. Wat een procedure tegen de Staat betreft voor het Gerechtshof Den Haag heeft de deken erop gewezen dat niet hij, maar de deken te Den Haag de bevoegde deken is, nog los van de vraag of voor de door klaagster gestelde kwestie (het verzoek tot het uitvoeren van formele herstelacties) wel een advocaat kan worden aangewezen.
4.2 Klaagster heeft in haar beklag aangevoerd dat zij van rechtsbijstand wordt uitgesloten en dat zij al de door deken aangevoerde stappen alvorens hij tot aanwijzing van een advocaat kan komen “tot den treure” heeft herhaald. Zij heeft het gevoel opnieuw met een kluitje in het riet te worden gestuurd. Zij heeft een advocaat nodig voor het herstellen, vernietigen en aanvullen van haar persoonsgegevens bij diverse instellingen.
4.3 De deken heeft in zijn verweerschrift zijn standpunt uitgebreid en gemotiveerd herhaald in de hoop klaagster helderder te kunnen maken waarom hij haar verzoek om toewijzing van een advocaat heeft afgewezen.
4.4 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.5 Het hof is van oordeel dat de deken op goede gronden tot afwijzing van het verzoek van klaagster is gekomen. Terecht heeft de deken zich op het standpunt gesteld dat voor het doen van een strafrechtelijke aangifte geen bijstand van een advocaat nodig is. Voor zover haar aangifte niet in behandeling wordt genomen kan klaagster daarover zelf klagen. Haar AVG-verzoeken tegen het UWV, de politie en het Regionaal Tuchtcollege Eindhoven zijn, zoals de deken terecht opmerkt, bestuursrechtelijke procedures tegen bestuursorganen waarvoor geen rechtsbijstand verplicht is. Naar het oordeel van het hof zou klaagster daartoe zelf in staat moeten zijn gelet op het aantal klachten dat klaagster in een eerder stadium al heeft ingediend tegen bepaalde instanties. Klaagster heeft aangegeven (chronisch) ziek te zijn. Hoe naar dat ook is voor klaagster, het is als zodanig geen reden om de deken te verplichten een advocaat aan te wijzen. Tot slot heeft de deken terecht aangevoerd dat hij niet bevoegd is om een advocaat te wijzen voor een procedure in een ander arrondissement. Het hof voegt daar nog aan toe dat de door klaagster gestelde grond voor een procedure tegen de Staat dermate algemeen lijkt dat, zonder nadere concretisering die ontbreekt, een dergelijke procedure ook geen redelijke kans van slagen heeft.
4.6 De slotsom is dan ook dat het beklag tegen de beslissing van de deken zal worden afgewezen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 10 januari 2020 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. T. Zuidema en I.P.A. van Heijst leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 30 maart 2020.