Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:67

Zaaknummer

19-709

Inhoudsindicatie

Klager heeft verweerder verzocht om de eerder vastgestelde kinderalimentatie te herberekenen. Vast staat dat verweerder kort daarna onvoldoende heeft gecommuniceerd met de advocaat van de wederpartij van klager over zijn gewijzigde kantooradres en kennelijk ook niet heeft gezorgd voor doorzending door zijn voormalige kantoor van aan hem gerichte correspondentie naar zijn huidige kantoor. Naar het oordeel van de raad heeft het handelen van verweerder voorts niet voldaan aan de van hem te verwachten kwaliteitseisen omdat hij klager ondeskundig, op basis van zijn onjuiste berekening, heeft geadviseerd geen wijzigingsverzoek van kinderalimentatie in te dienen. Of sprake is van een gemaakte beroepsfout door verweerder is een civiel geschil. Als onbetwist staat wel vast dat verweerder herhaaldelijk heeft toegezegd aan klager om met een passend voorstel te komen om de door klager beweerdelijk geleden schade te compenseren, maar dat hij maanden later nog steeds geen voorstel aan klager niet heeft gedaan. Verweerder lijkt weg te lopen voor zijn verantwoordelijkheid als advocaat. Hij heeft noch bij de deken noch bij de raad een toelichting gegeven over de redenen van zijn mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbare handelen. Dit is voor de raad een zorgelijke ontwikkeling. Berisping.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 9 maart 2020

in de zaak 19-709

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 juni 2019 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 oktober 2019 met kenmerk 2019 KNN093/975793, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 januari 2020 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager heeft voor het herberekenen van de door hem op dat moment te betalen kinderalimentatie - € 412,- per maand voor twee van de drie kinderen - contact gezocht met mr. L, de advocaat die de echtscheidingsprocedure voor klager en zijn ex-partner heeft gevoerd. Mr. L heeft op basis van de toen actuele financiële gegevens van klager een lager bedrag aan kinderalimentatie berekend, namelijk € 186,- per maand voor twee kinderen. Vanaf oktober 2017 is klager dit lagere alimentatiebedrag gaan betalen.

2.3    In december 2017 is klager door een deurwaarder namens zijn ex-partner verzocht om het hogere bedrag aan kinderalimentatie te betalen, zoals dat tussen hen was overeengekomen in het in 2012 gesloten echtscheidingsconvenant.

2.4    Klager heeft zich daarna voor juridische bijstand gewend tot verweerder. Zijn ex partner heeft zich gewend tot advocaat mr. K.

2.5    Per 1 juli 2018 is verweerder veranderd van kantooradres.

2.6    Mr. K heeft namens haar cliënte stukken aan verweerder op zijn voormalige kantooradres gezonden. Daarop heeft verweerder niet gereageerd.

2.7    Namens de ex-partner is in december 2018 beslag gelegd op het loon van klager in verband met vermeende achterstallige kinderalimentatie.

2.8    Daarna heeft verweerder voor klager een herberekening gemaakt, die neerkwam op een veel hoger door klager te betalen bedrag aan kinderalimentatie, € 605,- per maand voor twee kinderen. Op basis van zijn herberekening heeft verweerder klager afgeraden om een procedure tot wijziging van kinderalimentatie te beginnen.

2.9    Op verzoek van klager heeft een andere advocaat, mr. KL, een second opinion gegeven over de alimentatieberekening van verweerder. Die berekening kwam uit op een voor klager veel lager te betalen  bedrag aan kinderalimentatie - € 145,- per maand voor twee kinderen - op basis van minimaal gewijzigde financiële gegevens van klager.

2.10    Na bemiddeling hebben klager en zijn ex-partner op 25 april 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten en de hoogte van de door klager te betalen kinderalimentatie/ kosten van levensonderhoud en studie bepaald op in totaal € 200,- per maand voor twee kinderen met ingang van 1 maart 2019.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zijn kantoorverplaatsing per 1 juli 2018 niet aan de advocaat van de wederpartij door te geven c.q. ervoor te zorgen dat de aan hem gerichte correspondentie door zijn voormalig kantoor aan zijn huidig kantoor werd doorgestuurd;

b)    een onjuiste, kennelijk ondeskundige (her)berekening te maken van de door klager te betalen kinderalimentatie en klager op basis daarvan trachten af te houden van het indienen van een wijzigingsverzoek;

c)    verantwoordelijk te zijn voor de door klager geleden schade omdat klager door de ondeskundige advisering van verweerder teveel kinderalimentatie heeft betaald, die door de wederpartij niet meer wordt terugbetaald met een beroep op het feit dat eenmaal betaalde kinderalimentatie geconsumeerd is;

d)    ondanks herhaalde toezeggingen om met een passend voorstel ter compensatie van de door klager geleden schade te komen dat na vijf maanden, met allerlei smoezen, nog steeds niet te hebben gedaan. 

 

4    VERWEER

Verweerder heeft, hoewel hij daartoe door de deken en door de raad in de gelegenheid is gesteld, geen inhoudelijk verweer gevoerd.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Nu verweerder dit verwijt niet gemotiveerd heeft weersproken, staat vast dat verweerder onvoldoende heeft gecommuniceerd met de advocaat van de wederpartij van klager over zijn gewijzigde kantooradres. Daarnaast heeft hij kennelijk niet gezorgd voor doorzending door zijn voormalige kantoor van aan hem gerichte correspondentie naar zijn huidige kantoor. Aldus heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld en niet de zorg jegens klager betracht die van een advocaat verwacht mocht worden. Daarvan wordt hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt. Klachtonderdeel a) is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    De raad stelt vast dat het een klacht tegen de eigen advocaat betreft. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.3    Naar het oordeel van de raad heeft het handelen van verweerder niet voldaan aan de van hem te verwachten kwaliteitseisen omdat hij klager ondeskundig heeft geadviseerd over de kinderalimentatie. Als onbetwist staat vast dat verweerder klager eind 2018/ begin 2019 heeft geadviseerd geen wijzigingsverzoek kinderalimentatie in te dienen gelet op de uitkomst van de door verweerder gemaakte herberekening. Volgens verweerder zou klager daarmee een aanzienlijk risico lopen dat hij bij een wijzigingsverzoek meer kinderalimentatie zou moeten betalen dan door partijen in hun echtscheidingsconvenant was afgesproken. Dat advies van verweerder valt echter niet te rijmen met de herberekening van de kinderalimentatie kort daarna door mr. KL. Daaruit bleek een veel lager door klager te betalen bedrag aan kinderalimentatie. Weliswaar waren op dat moment de financiële omstandigheden aan de zijde van klager licht gewijzigd, zo heeft klager verklaard, maar daarmee wordt het grote verschil met de herberekening van verweerder kort daarvoor niet verklaard; een uitleg daarvan heeft de raad niet van verweerder gekregen. De raad is voorts gebleken dat klager in 2019 op basis van dezelfde omstandigheden een vaststellingsovereenkomst met zijn ex-partner heeft gesloten. Het daarmee gemoeide bedrag is aanzienlijk lager dan verweerder had geadviseerd. Met deze handelwijze is verweerder dan ook als advocaat tekortgeschoten in de zorg jegens klager, hetgeen hem tuchtrechtelijk wordt aangerekend. Daarmee oordeelt de raad ook klachtonderdeel b) gegrond

Ad klachtonderdelen c) en d)

5.4    Gelet op de samenhang van deze klachtonderdelen zal de raad deze gelijktijdig beoordelen.

5.5    Of verweerder verantwoordelijk is voor de beweerdelijk door klager geleden schade als gevolg van een door verweerder gemaakte beroepsfout is een civiel geschil. Een dergelijke beoordeling is dan ook voorbehouden aan de civiele rechter, niet aan de tuchtrechter.

5.6    Als onbetwist staat wel vast dat verweerder herhaaldelijk heeft toegezegd aan klager om met een passend voorstel te komen om de door klager beweerdelijk geleden schade te compenseren, maar dat hij maanden later nog steeds geen voorstel aan klager niet heeft gedaan. Daarmee heeft hij in elk geval de suggestie gewekt richting klager dat er wat geregeld zou worden. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad op deze wijze onzorgvuldig jegens klager gehandeld, temeer daar hij voor een beroepsfout werd aangesproken, zodat hij niet de zorg jegens klager heeft betracht zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mocht worden. 

5.7    Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is de raad dan ook van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager en klachtonderdelen c) en d) gegrond dienen te worden verklaard.

 

6    MAATREGEL

6.1    Uit het voorgaande volgt dat alle klachtonderdelen gegrond zijn. De raad constateert dat verweerder artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden door niet de zorg jegens klager in acht te nemen zoals dat van hem als advocaat verwacht mocht worden. Dat verweerder klager in elk geval tot aan de zitting bij de raad aan het lijntje heeft gehouden, nadat hij door klager op een mogelijke beroepsfout was gewezen, oordeelt de raad als ernstig. Daar komt bij dat verweerder noch bij de deken noch bij de raad een toelichting heeft gegeven over de redenen van zijn mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbare handelen. Verweerder lijkt daarmee weg lijkt te lopen voor zijn verantwoordelijkheid als advocaat. Dat is voor de raad een zorgelijke ontwikkeling.

6.2    Gelet hierop en mede gelet op de aard en de ernst van de verweten gedragingen acht de raad de maatregel van berisping dan ook voor verweerder passend en geboden. 

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50,00 in verband met de forfaitaire reiskosten van klager,

b)    € 750,00 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten, en

c)    € 500,00 in verband met de kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,00 aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 19-709.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus gewezen door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans, G.H.H. Kerkhof, H.Q.N. Renon, M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2020.

 

griffier                                                                           voorzitter

 

Verzonden d.d. 9 maart 2020