Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:68
Zaaknummer
20-095/A/NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De door verweerder gekozen bewoordingen in zijn e-mail aan klager zijn niet onnodig grievend. Ook is niet gebleken dat er onjuiste feiten in staan. Dat verweerder is vergeten om de bijlagen bij zijn e-mail te voegen is, los van de vraag of dit opzettelijk is gebeurd, niet iets wat hem tuchtrechtelijk kan worden verweten.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 maart 2020
in de zaak 20-095/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 7 februari 2020 met kenmerk mb/re/19-369/1009704, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw).
1.2 Bij e-mail van 3 september 2019 heeft verweerder klager onder meer geschreven:
“Ik sluit hierbij een kopie in van mijn brief aan de deurwaarder. Als u binnen een week na heden de somma € 2.902,76 naar cliënte overmaakt, kan het beslag nog vorkomen worden. Ik heb u in het verleden ook al eens verzocht de achterstand in de alimentatie te betalen. Doch u reageert niet.”
1.3 Bij e-mail van dezelfde dag heeft klager verweerder meegedeeld dat hij geen bijlagen heeft ontvangen, dat hij niet weet waar verweerder op doelt en ook niet weet waar het op gebaseerd is. Verweerder heeft klager hierop de bijlagen bij de e-mail van 3 september 2019 toegestuurd.
1.4 Bij brief van 4 september 2019 heeft klager verweerder onder meer geschreven:
“Los van de wijze waarop u kennelijk van mening bent om met mij te moeten communiceren, heeft u uw financiële eis nergens onderbouwd, of het moeten de rommelig en onoverzichtelijk samengestelde A4-tjes van [de vrouw] zijn. U had er goed aan gedaan om niet klakkeloos haar verhaal over te nemen, maar te controleren op juistheid. Dit zou waarschijnlijk elk zichzelf respecterende raadsman/vrouw hebben gedaan. (…)
Eindconclusie:
1. Zoals aangegeven bedraagt de alimentatieachterstand van een vergeten indexatie in 2019 € 232,40.
2. Uw vordering van € 2902,76 berust nergens op. In ieder geval heeft u niet kunnen aangeven hoe u tot dit bedrag bent gekomen.
3. Derhalve is uw aanschrijving onterecht en onnodig intimiderend.
4. Aangezien uw beweringen over mij of mijn betalingsachterstanden e.d. geen hout snijden of ook maar iets bijdragen aan een constructieve verhouding tussen u en mij of zelfs maar in het belang van uw cliënte zijn, ben ik genoodzaakt een klacht tegen u in te dienen. (…) Ik ben niet van uw communicatiewijze gediend. U treedt doelbewust kwetsend, onjuist en intimiderend op en dat is klachtwaardig gedrag.”
1.5 Op 16 september 2019 heeft de deurwaarder klager namens de vrouw gesommeerd het door verweerder in zijn e-mail van 3 september 2019 genoemde bedrag te voldoen.
1.6 Bij e-mail van 18 september 2019 heeft klager, onder verwijzing naar een aantal bewijsstukken, de deurwaarder meegedeeld dat hij helemaal niets aan de vrouw verschuldigd is.
1.7 Op 18 september 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat de wijze waarop verweerder met hem meent te moeten communiceren beledigend, intimiderend, onjuist van inhoud en daarmee onnodig stress veroorzakend en ook verreweg slordig is.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat er al jaren een terugkerende discussie is over de achterstand in de betaling van de alimentatie en dat verweerder klager meerdere keren heeft moeten verzoeken over te gaan tot betaling. Bij e-mail van 3 september 2019 heeft verweerder klager wederom gevraagd om tot betaling van de achterstand over te gaan om beslaglegging te voorkomen. Hoewel voorstelbaar is dat dit intimiderend op klager kan overkomen, heeft verweerder hiermee de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden. De e-mail van verweerder was in het belang van zijn cliënte, die wil dat klager de achterstand in de alimentatie voldoet. De door verweerder in zijn e-mail gekozen bewoordingen zijn niet onnodig grievend. Ook is niet gebleken dat in de e-mail onjuiste feiten staan. Klager en (de cliënte van) verweerder verschillen van mening over de vraag of er een achterstand in de betaling van de alimentatie is en zo ja, hoe hoog die achterstand is. Dat klager daarover een andere mening heeft dan (de cliënte van) verweerder, wil niet zeggen dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist waren. Inherent aan een juridische procedure is immers dat partijen het niet met elkaar eens zijn. Het is aan de civiele rechter om daar verder over te oordelen. Voor zover klager erover klaagt dat verweerder op 3 september 2019 nog helemaal geen opdracht aan de deurwaarder had verstrekt, terwijl verweerder in de e-mail van 3 september 2019 wel verwijst naar een brief aan de deurwaarder, geldt dat verweerder bij zijn antwoord op de klacht de opdrachtbevestiging aan de deurwaarder van 3 september 2019 als bijlage heeft overgelegd. Dat verweerder in eerste instantie was vergeten om de bijlagen bij zijn e-mail aan klager van 3 september 2019 te voegen is, los van de vraag of dit opzettelijk is gebeurd, niet iets wat hem tuchtrechtelijk kan worden verweten.
4.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 23 maart 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.