Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:85
Zaaknummer
200039
Inhoudsindicatie
Beklag tegen de beslissing tot weigering van aanwijzing van advocaat (ex art. 13 Advw). Klager heeft niet voldoende inzichtelijk en concreet gemaakt waarvoor hij een advocaat nodig heeft. Beklag ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 3 april 2020
in de zaak 200039
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken op 16 oktober 2019 een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 10 februari 2020. Per e-mail van 11 februari 2020 (9.29 uur) heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag met bijlagen is op 11 februari 2020 om 9.24 uur binnengekomen op de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- de e-mail van 11 februari 2020 om 16.26 uur met bijlagen van klager;
- de reactie van de deken van 20 februari 2020.
2.3 Per mail van 17 maart 2020 is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum aan partijen bericht.
2.4 Na 17 maart 2020 ingekomen stukken worden buiten beschouwing gelaten omdat het onderzoek is gesloten en de uitspraakdatum aan partijen kenbaar is gemaakt.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Klager heeft de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen die voor klager kan optreden in een procedure. Klager voert aan dat hij een advocaat nodig heeft om een procedure te kunnen beginnen tegen de overheid. De overheid volgt hem al jaren en al die jaren heeft de overheid zijn leven verpest, zowel privé als op het werk. De deken heeft klager gevraagd wat voor procedure klager tegen de overheid beoogt te voeren. Klager geeft aan dat als hij rechten had gestudeerd, hij zou kunnen weten over welke wetten en welke procedures het gaat, maar dan had hij geen advocaat nodig. Klager stelt dat hij al jaren gevangen zit in zijn huis, want de sleepwet geeft de overheid het recht om alles te doen (controle op internet en telefoon) en “ze hebben verder een huis ingenomen en de meeste buren moesten meewerken en in de supermarkten ben ik nu echt bekend figuur”, aldus klager.
3.2 De deken heeft -kort gezegd- het verzoek tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet om afgewezen, omdat klager ondanks vele verzoeken daartoe onvoldoende inzicht heeft verschaft in de zaak waarvoor bijstand van een advocaat gewenst is. Zo heeft klager onvoldoende concreet aangegeven wat voor soort procedure hij beoogt, heeft hij geen stukken meegestuurd waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk wordt gevolgd en heeft hij niet aangetoond welk belang hij heeft bij de door hem beoogde procedure. Daarnaast heeft klager geen vijf schriftelijke en gemotiveerde afwijzingen van door hem benaderde advocaten overgelegd, zodat de deken niet kan vaststellen dat hij geen advocaat bereid heeft gevonden zijn belangen in een procedure te behartigen.
4 BEOORDELING
4.1 In artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet is bepaald dat een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, aan de deken kan vragen hem een advocaat aan te wijzen. In lid 2 van dit artikel is vervolgens bepaald dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Volgens vaste jurisprudentie van het hof kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure die de rechtzoekende wil beginnen, geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 Met de deken is het hof van oordeel dat klager, hoewel daarom enkele malen gevraagd, niet of onvoldoende concreet heeft gemaakt wat zijn juridische probleem exact inhoudt. Daarbij is evenmin duidelijk geworden welke juridische actie de aan te wijzen advocaat zou moeten ondernemen. Evenmin heeft klager aan de deken vijf afwijzingen overgelegd van advocaten aan wie door klager gevraagd is om rechtsbijstand.
4.3 De deken heeft op grond daarvan het verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van art. 13 Advocatenwet terecht afgewezen. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 10 februari 2020 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 april 2020.