Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:83
Zaaknummer
200008
Inhoudsindicatie
Beklag tegen beslissing van de deken geen advocaat aan te wijzen. Beklag tegen beslissing in november 2019 is niet-ontvankelijk omdat die te laat is ingediend. Het beklag tegen de nadere beslissing van december 2019 is wel ontvankelijk en daarin wordt de deken in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen.
Uitspraak
BESLISSING
van 3 april 2020
in de zaak 200008
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken op 19 oktober 2019 een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 6 november 2019 en opnieuw in zijn brief van 20 december 2019. Per e-mail van 7 januari 2020 heeft klager beklag gedaan tegen deze beslissingen.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag (met bijlagen) is op 7 januari 2020 binnengekomen op de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van de e-mails van 8 en 9 januari 2020 van klager met bijlagen.
2.3 Het hof heeft het om de hierna te geven redenen niet nodig gevonden de deken om een reactie te vragen op het beklag voor zover dat ziet op de afwijzing van 6 november 2019.
2.4 Per mail van 17 maart 2020 is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum aan partijen bericht.
3 BEOORDELING
3.1 In artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet is bepaald dat een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, aan de deken kan vragen hem een advocaat aan te wijzen. In lid 2 van dit artikel is vervolgens bepaald dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Lid 3 bepaalt dat binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking, houdende afwijzing van het verzoek, beklag kan worden gedaan bij het hof van discipline.
3.2 In dit geval is de afwijzende beslissing op 6 november 2019 per mail naar het e-mailadres [e-mailadres klager] verzonden en eerst 7 januari 2020 is vanuit ditzelfde mailadres het beklag onder verwijzing naar de betreffende beslissing bij de griffie van het hof binnengekomen.
3.3 Het hof leidt hieruit af dat de beklagtermijn van zes weken voor zover gericht tegen deze beslissing ruimschoots is verstreken zodat klager in zijn beklag tegen deze beslissing niet ontvankelijk moet worden verklaard.
3.4 Het hof heeft verder geconstateerd dat klager na die beslissing bij e-mail van 20 november 2019 wederom een verzoek heeft gedaan tot aanwijzing van een advocaat. Bij e-mail van 20 december 2019 heeft de deken klager laten weten dat klager bij genoemde e-mail opnieuw enkele afwijzingen van advocaten heeft gestuurd, maar geen nieuwe feiten of omstandigheden ten aanzien van zijn juridische hulpvraag vermeldt. Dit nieuwe verzoek is voor de deken geen aanleiding voor een het nieuwe beoordeling van zijn aanwijzingsverzoek.
3.5 Het hof merkt deze laatste reactie van de deken aan als een afwijzing als bedoeld in art. 13 Advocatenwet, gericht tegen het tweede aanwijzingsverzoek. Voor zover het beklag zich richt tegen deze beslissing, kan klager wel in zijn beklag worden ontvangen, omdat de beklagtermijn toen nog niet was verstreken.
3.6 De deken zal daarom in de gelegenheid worden gesteld binnen drie weken na vandaag een verweerschrift in te dienen op het beklag voor zover deze zich richt tegen de op 20 december 2019 genomen beslissing.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart klager in zijn beklag tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 6 november 2019 niet ontvankelijk;
- verklaart klager in zijn beklag tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 20 december 2019 ontvankelijk;
- stelt de deken in de gelegenheid binnen drie weken na vandaag een verweerschrift in te dienen op het beklag voor zover deze zich richt tegen op 20 december 2019 genomen beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 april 2020.