Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:78
Zaaknummer
200002
Inhoudsindicatie
Beklag tegen de weigering een advocaat aan te wijzen (art. 13 Advw). De cassatietermijn is verstreken waardoor klager geen belang meer heeft bij de aanwijzing van een advocaat. Beklag ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 3 april 2020
in de zaak 200002
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken op 2 december 2019 een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 4 december 2019. Per brief van 6 januari 2020 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag (met bijlagen) gedateerd 6 januari 2020 is op 7 januari 2020 binnengekomen op de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van de reactie van de deken van 28 januari 2020.
2.3 Per e-mail van 17 maart 2020 is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum
aan partijen bericht.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan.
3.1. Klager heeft de deken verzocht om een cassatieadvocaat aan te wijzen die voor klager kan optreden in een cassatieberoep tegen een beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 10 september 2019. De deken heeft het aanwijzingsverzoek afgewezen omdat een eerdere advocaat, [naam advocaat 1], negatief heeft geadviseerd omdat het instellen van cassatieberoep volgens hem geen redelijke kans van slagen heeft. Cassatieadvocaten zijn gehouden om voorafgaand aan het instellen van cassatie een advies over de haalbaarheid daarvan af te geven en kunnen niet worden verplicht om bij een negatief advies toch een cassatieprocedure te starten. Vervolgens heeft klager meerdere advocaten benaderd voor een second opinion maar daartoe is geen van deze advocaten bereid gebleken dan wel alleen op betalende basis, nu voor een second opinion over het algemeen geen toevoeging wordt afgegeven. Ook een van de benaderde advocaten, mr. Heering, heeft klager laten weten geen mogelijkheden te zien voor het instellen van cassatieberoep, nu de overwegingen van het gerechtshof niet onbegrijpelijk zijn en de beschikking (ten dele) in het voordeel van klager is uitgevallen. Volgens de deken is er geen sprake van een situatie waarin klager geen advocaat kan vinden die bereid is een cassatieadvies af te geven, maar van een situatie waarin klager een advocaat heeft gevonden die echter negatief heeft geadviseerd omdat hij een of onvoldoende kans van slagen ziet in de door klager gewenste procedure. Volgens de deken zou dit anders kunnen zijn als de inhoud van het door [naam advocaat 1] verstrekte advies niet zou voldoen aan de daaraan in het kader van een goede beroepsuitoefening te stellen eisen maar daarvan is niet gebleken.
3.2 Klager voert in zijn beklag aan dat “de mededeling” van mr. Heering niet is onderbouwd en dus niet als een advies kan worden aangemerkt. Volgens klager heeft hij wel feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat het door [naam advocaat 1] gegeven advies onjuist is of niet voldoet aan de daaraan in het kader van een goede beroepsuitoefening te stellen eisen. Zo heeft [naam advocaat 1] het advies uitgebracht zonder kennis te nemen van de stukken in eerste aanleg. De andere advocaten konden geen second opinion geven, omdat de Raad voor Rechtsbijstand het verzoek om toevoeging voor een second opinion heeft afgewezen en klager geen honorarium van € 1.200,- excl. btw kan betalen.
4 BEOORDELING
4.1 In artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet is bepaald dat een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, aan de deken kan vragen hem een advocaat aan te wijzen. In lid 2 van dit artikel is vervolgens bepaald dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Volgens vaste jurisprudentie van het hof kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure die de rechtzoekende wil beginnen, geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 In dit geval wenst klager aanwijzing van een cassatieadvocaat om cassatieberoep in te stellen tegen de beschikking van Gerechtshof Amsterdam van 10 september 2019, althans aanwijzing van een advocaat om hierover een cassatieadvies uit te brengen. Zoals de deken in zijn reactie op het beklag ook aangeeft was de cassatietermijn op 10 december 2019 verstreken. Dit betekent dat op het moment dat het beklag bij het hof werd gedaan, 7 januari 2020, de termijn ook al ruimschoots was verstreken. Klagers doel, een rechtsmiddel instellen tegen de uitspraak van het gerechtshof, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden. Op die grond dient het beklag van klager te worden afgewezen. De door klager in zijn beklag genoemde inhoudelijke gronden, die door de deken zijn weersproken, behoeven bij gebrek aan enig belang geen nadere bespreking meer. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 4 december 2019 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 april 2020.