Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:43
Zaaknummer
19-730/A/A
Inhoudsindicatie
Deels gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Doordat op het aan de rechtbank toegezonden B-formulier een vinkje stond bij “wederpartij geïnformeerd” is ten onrechte de indruk gewekt dat aan de wederpartij een afschrift van de conclusie van dupliek was toegestuurd. Het is de verantwoordelijkheid van verweerster erop toe te zien dat haar procesadvocaat het B-formulier dat bij de rechtbank wordt ingediend correct invult. Hoewel de klacht deels gegrond is ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 9 maart 2020
in de zaak 19-730/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 juni 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 24 oktober 2019 met kenmerk 2019-950149, door de raad ontvangen op 25 oktober 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2020 in aanwezigheid van klager en verweerster, vergezeld door haar gemachtigde mr. S.A. Hoogkarspel. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 17 van de bij die brief gevoegde inventarislijst;
- de e-mail met bijlagen van verweerster aan de raad van 4 januari 2020;
- de e-mail met bijlage van klager aan de raad van 7 januari 2020.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klager is verwikkeld in een geschil met de cliënten van verweerster. In dat kader is een procedure aanhangig bij de Rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank).
2.2 Op of omstreeks 1 maart 2019 heeft de advocaat van klager zich teruggetrokken. Op dat moment stond de procedure bij de rechtbank op de rol van 27 maart 2019 voor conclusie van dupliek aan de zijde van de cliënten van verweerster.
2.3 Enkele dagen vóór 27 maart 2019 heeft klager verweerster telefonisch verzocht de conclusie van dupliek rechtstreeks aan hem te zenden.
2.4 Verweerster heeft de conclusie van dupliek op 27 maart 2019 ingediend bij de rechtbank, zonder daarvan een afschrift aan klager te sturen. Op het B-formulier waarmee de conclusie van dupliek is ingediend is een vinkje gezet bij “wederpartij geïnformeerd”.
2.5 Op 22 mei 2019 heeft de rechtbank (eind-)vonnis gewezen.
2.6 Op 11 juni 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2.7 Op 6 augustus 2019 heeft klager een brief ontvangen van de rechtbank, met als bijlage de conclusie van dupliek. In die brief staat, voor zover relevant, onder meer het volgende:
“Uit het formulier waarmee de conclusie van dupliek is ingediend, volgt dat gedaagden “de wederpartij” hebben geïnformeerd over deze conclusie van dupliek. Dit is conform het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken, waarin is bepaald dat de partij die een conclusie indient, zorgt voor gelijktijdige toezending van een kopie van de conclusie aan de wederpartij. (...)
Voor zover u klaagt dat de conclusie van dupliek niet aan u is doorgestuurd, geldt het volgende. In het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken is bepaald dat een conclusie in enkelvoud bij de rechtbank wordt ingediend, en dat een partij zelf zorgt voor gelijktijdige toezending daarvan aan de wederpartij. In het formulier waarmee de conclusie van dupliek is ingediend, wordt bevestigd dat u als wederpartij bent geïnformeerd. Anders dan u kennelijk veronderstelt, had de rechtbank niet tot taak de ingediende conclusie aan u door te sturen. Een afschrift van de conclusie van dupliek is overigens alsnog bij deze brief gevoegd.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 20 door klager geen afschrift te sturen van de conclusie van dupliek die verweerster heeft ingediend;
b) de rechtbank heeft laten weten dat zij gelijktijdig met het indienen van de conclusie van dupliek een kopie aan de wederpartij/klager heeft gestuurd, terwijl dit niet het geval was.
4 VERWEER
4.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.
5 BEOORDELING
5.1 De onderhavige klacht betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad stelt voorop dat de advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de wederpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Klager verwijt verweerster dat zij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 20 door klager geen afschrift te sturen van de conclusie van dupliek die verweerster heeft ingediend.
5.3 Verweerster voert aan dat zij klager tijdens het telefoongesprek enkele dagen voorafgaand aan 27 maart 2019 heeft gevraagd of zich een andere advocaat namens klager zou stellen. Toen klager die vraag ontkennend beantwoordde, heeft verweerster spontaan aangeboden klager een afschrift te sturen van de conclusie van dupliek. Verweerster heeft daarbij gezegd dat zij niet over de contactgegevens van klager beschikte. Klager weigerde deze te verstrekken. Dat klager ervoor heeft gekozen formeel uit de procedure te verdwijnen door geen andere advocaat te stellen, is zijn beslissing en de gevolgen daarvan komen voor zijn rekening en risico. Omdat hij niet langer door een advocaat werd bijgestaan, hoewel hij eiser was in een dagvaardingsprocedure en er sprake was van verplichte procesvertegenwoordiging, had en heeft hij geen aanspraak op de conclusie van dupliek in de zin van gedragsregel 20. Overigens ging het om een conclusie van dupliek van 1 pagina in een herroepingsprocedure, met de conclusie van dupliek was de procedure ten einde. Er was immers geen mogelijkheid voor klager om getuigen te horen in de herroepingsprocedure. Klager is derhalve niet in zijn belangen geschaad, aldus steeds verweerster.
5.4 De raad overweegt als volgt. Het onderhavige klachtonderdeel dient getoetst te worden aan het beginsel van “fair play”. Een uitwerking van dat beginsel is neergelegd in Gedragsregel 20 lid 1, waarin staat dat de advocaat er bij het bepalen van het tijdstip van overleggen van stukken aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen rekening mee dient te houden dat de wederpartij een reactie daarop voldoende zorgvuldig moet kunnen voorbereiden. Het beginsel van “fair play” heeft echter een ruimere reikwijdte en kan onder omstandigheden ook een verplichting meebrengen om de wederpartij die niet door een advocaat wordt bijgestaan een afschrift te zenden van stukken die aan de rechtbank worden gestuurd. Voor de vraag of verweerster het beginsel van “fair play” heeft geschonden is het volgende van belang. Vaststaat dat klager en verweerder enkele dagen vóór 27 maart 2019 telefonisch contact met elkaar hebben gehad en dat klager en verweerster daarbij hebben gesproken over het verstrekken van een afschrift van de conclusie van dupliek aan klager. Verweerster heeft aangevoerd dat zij tijdens het telefoongesprek aan klager kenbaar heeft gemaakt dat zij niet over (recente) contactgegevens van klager beschikte, maar dat klager weigerde deze haar te verstrekken. Klager heeft als reactie daarop (onder meer) aangevoerd dat verweerster wel over zijn e-mailadres beschikte. Verweerster heeft daartegen ingebracht dat het ging om een e-mailadres van klager van 5 jaar geleden, en dat zij niet zeker wist of dat e-mailadres nog door klager werd gebruikt. Onder deze specifieke omstandigheden acht de raad het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster geen afschrift van de conclusie van dupliek aan klager heeft gestuurd. Daarbij neemt de raad in overweging dat niet is gebleken dat klager door het niet (althans niet tijdig) ontvangen van de conclusie van dupliek in zijn belangen is geschaad. Klachtonderdeel a) is ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.5 Klager verwijt verweerster dat zij de rechtbank heeft bericht dat ze een kopie van de conclusie van dupliek aan de wederpartij heeft gestuurd, terwijl dit niet het geval was.
5.6 Verweerster voert aan dat zij gebruik maakt van een procesadvocaat. De procesadvocaat heeft kennelijk een vinkje gezet op het B-formulier bij “wederpartij geïnformeerd” omdat zij wist dat verweerster klager telefonisch had bericht de conclusie van dupliek enkele dagen later te zullen gaan indienen. Dit is wellicht wat ongelukkig, maar strikt genomen niet onjuist want klager was geïnformeerd over het indienen van de conclusie van dupliek, aldus steeds verweerster.
5.7 De raad overweegt dat, doordat op het aan de rechtbank toegezonden B-formulier een vinkje stond bij “wederpartij geïnformeerd”, ten onrechte de indruk is gewekt dat aan de wederpartij een afschrift van de conclusie van dupliek was toegestuurd. De rechtbank is aldus onjuist geïnformeerd. Het is de verantwoordelijkheid van verweerster erop toe te zien dat haar procesadvocaat het B-formulier dat bij de rechtbank wordt ingediend correct invult. Concluderend heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld. Klachtonderdeel b) is gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op het voorgaande is alleen klachtonderdeel b) gegrond. Ten onrechte is door de procesadvocaat van verweerster op het aan de rechtbank toegezonden B-formulier een vinkje gezet bij “wederpartij geïnformeerd”, waardoor de indruk is gewekt dat aan klager een afschrift van de conclusie van dupliek is toegezonden, terwijl dat niet zo was. Gelet op de aard en ernst van deze overtreding, en nu niet is gebleken dat klager door deze gang van zaken in zijn belangen is geschaad, ziet de raad aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel.
7 GRIFFIERECHT
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoeden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klager.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. S. van Andel en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2020.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift op 9 maart 2020 verzonden.