Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-02-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:61

Zaaknummer

190170

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend met ontoereikende onderbouwing (stukken), waardoor de aanvraag is afgewezen. Verweerster heeft bezwaar ingesteld en heeft daarbij opnieuw, deels dezelfde, ontoereikende bewijzen overgelegd, waardoor het bezwaar kennelijk ongegrond is verklaard. De dienstverlening van verweerster was ondermaats. Klacht gegrond. Berisping. Bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING                               

van 10 februari 2020

in de zaak 190170

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerster

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 27 mei 2019 de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 18-381/DH/DH en aan partijen toegezonden op 27 mei 2019. In deze beslissing is de klacht van klaagster gegrond verklaard. Aan verweerster is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld in de betaling van het griffierecht van € 50,- en reiskosten van € 50,- aan klaagster. Tevens is verweerster veroordeeld in de betaling van de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten. 

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2019:114.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van verweerster tegen deze beslissing is op 26 juni 2019 ontvangen door de griffie van het hof. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 december 2019, waar klaagster met haar gemachtigde, [gemachtigde klaagster], en verweerster zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij jegens haar en haar partner is tekortgeschoten omdat de dienstverlening onvoldoende adequaat was.

3.2    Verweerster heeft door klaagster aangeleverde documenten niet gecontroleerd alvorens deze bij de IND in te dienen. In de bezwaarprocedure zijn de fouten die bij de aanvraag zijn gemaakt niet hersteld. Verweerster heeft het bezwaar onvoldoende onderbouwd; zij heeft te weinig documenten overgelegd en deze documenten boden onvoldoende aanvullende informatie ten aanzien van de bij de aanvraag overgelegde documenten.

4    FEITEN

4.1    In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

5    BEOORDELING

5.1    Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. De grieven van verweerster tegen die beoordeling verwerpt het hof. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

5.2    Omdat het hof een beslissing bekrachtigd waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de proceskosten in hoger beroep:

a) € 50,- reiskosten van klaagster;

b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

5.3    Verweerster moet op grond van artikel 48ac, vierde lid, Advocatenwet het bedrag van € 50,- reiskosten binnen vier weken na deze uitspraak betalen aan klaagster. Klaagster moet daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk doorgeven aan verweerster.

5.4    Verweerster moet op grond van artikel 48ac, vierde lid, en artikel 48aa, tweede tot en met vierde lid, Advocatenwet het bedrag van € 1.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline” en het zaaknummer.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 27 mei 2019 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 18-381/DH/DH;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten in hoger beroep van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, J. Italianer, I.P.A. van Heijst en G. Creutzberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2020.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 10 februari 2020.