Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:44
Zaaknummer
190174
Inhoudsindicatie
Beklag tegen beslissing van de deken geen advocaat toe te wijzen (art. 13 Advw). Klager heeft onvoldoende duidelijk gemaakt voor welke procedure hij precies een advocaat nodig heeft. Beklag ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 16 maart 2020
in de zaak 190174
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Oost-Brabant
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 24 mei 2019. Bij brief van 19 juni 2019 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag met bijlagen is op 24 juni 2019 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- de brief van 2 juli 2019 van klager;
- de brief met bijlagen van 14 augustus 2019 van de deken;
- de brief van 24 augustus 2019 van klager;
- de brief van 1 oktober 2019 van de griffier van het hof;
- de brief van 2 oktober 2019 van klager;
- het e-mailbericht van 14 oktober 2019 van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 27 januari 2020, waar klager is verschenen. De deken heeft bericht niet te zullen verschijnen op de zitting van 27 januari 2020. Klager heeft een pleitnota overgelegd.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Op 22 mei 2015 heeft [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) bij het UWV het ontslag aangevraagd van klager wegens langdurige uitval in verband met ziekte. Op 17 juni 2015 heeft het UWV aan [naam bedrijf] toestemming verleend om de arbeidsverhouding met klager op te zeggen.
3.2 Bij brief van 13 juli 2015 heeft [naam bedrijf] de arbeidsovereenkomst met klager opgezegd.
3.3 In een door hemzelf gestarte procedure voor de kantonrechter te Eindhoven heeft klager gevorderd het aan hem verleende ontslag in te trekken. Bij vonnis van 3 december 2015 heeft de kantonrechter het gevorderde afgewezen. De kantonrechter heeft overwogen dat, gelet op alle omstandigheden, het ontslag van klager niet kennelijk onredelijk is.
3.4 Bij brief van 1 juli 2016 heeft het College voor de Rechten van de Mens geconcludeerd dat er in het dossier van klager geen aanwijzingen zijn voor de stelling dat klager vanwege zijn hartafwijking ongelijk is behandeld noch dat er in de zaak van klager sprake is van een zogeheten “victimisatieontslag”.
3.5 Bij brief van 22 januari 2019 heeft klager om aanwijzing van een advocaat verzocht om zijn belangen te behartigen bij de rechtbank.
3.6 Bij brief van 24 mei 2019 heeft de deken het verzoek afgewezen. Voor het voeren van een bestuursrechtelijke (bezwaren) procedure tegen het UWV over zijn handelwijze geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Tegen het vonnis van de kantonrechter (wegens gestelde partijdigheid) staat geen rechtsmiddel meer open en voor een loonvorderingsprocedure tegen [naam bedrijf] wegens ongelijke beloning geldt dat daar geen verplichte procesvertegenwoordiging van een advocaat geldt. De deken heeft klager doorverwezen naar het Juridisch Loket.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 In zijn beklag tegen de beslissing van de deken heeft klager aangevoerd dat de deken zich ten onrechte heeft beperkt tot twee procedures (tegen UWV en [naam bedrijf]). Hij heeft aangevoerd ook voor het lastig vallen van zijn familie een advocaat nodig te hebben. Daarbij is de beslissing van de deken niet voldoende gemotiveerd. De deken gaat ten onrechte ervan uit dat hij voor zijn procedures tegen het UWV, [naam bedrijf] en zijn klacht over de partijdigheid van de kantonrechter geen advocaat nodig heeft. Zijn procedures zijn voldoende concreet om daarover door een advocaat te worden geadviseerd, aldus klager.
4.3 Het hof overweegt dat klager in de beklagprocedure niet duidelijk heeft gemaakt voor welke concrete zaak hij een advocaat nodig heeft. De deken heeft terecht gesteld dat er tegen het vonnis van de kantonrechter geen rechtsmiddelen meer open staan. Als klager wil klagen over de partijdigheid van de kantonrechter heeft hij daar geen advocaat voor nodig maar kan hij zelf een klacht indienen bij het gerecht waar de kantonrechter onder valt. Het is verder onduidelijk wat voor procedure klager wil voeren tegen het UWV en [naam bedrijf]. De deken heeft ook in dat verband terecht aangevoerd dat voor een eventuele bezwarenprocedure tegen het UWV en een loonvorderingsprocedure tegen [naam bedrijf] geen advocatenbijstand verplicht is. Voorts is het de vraag of die procedures enige kans van slagen hebben, gezien het verloop van de tijd en de beslissing van het College voor de Rechten van de Mens (zie hierboven onder 3.4).
4.4 Klager heeft nog een beroep gedaan op de uitspraak van dit hof van 24 september 2018 (ECLI:NL:TAHVD:2018:185). Anders dan in die procedure is het hof in deze beklagzaak van oordeel dat klager onvoldoende heeft aangevoerd om een advocaat te kunnen toewijzen die hem nader adviseert over zijn rechten en mogelijkheden (“het geven van juridische duidelijkheid”). Wat klager heeft aangevoerd en waarover hij advies wil is te algemeen en te weinig specifiek voor toewijzing van een advocaat. Voor het door klager gewenste (juridisch) advies staan andere wegen open, bijvoorbeeld, zoals de deken terecht heeft opgemerkt, het Juridisch Loket.
4.5 Het hof komt dan ook tot de slotsom dat de deken terecht gegronde redenen aanwezig heeft geacht om het verzoek van klager tot toewijzing van een advocaat af te wijzen. Het beklag slaagt dan ook niet.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 24 mei 2019 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 16 maart 2020.