Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:57

Zaaknummer

190163

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging beslissing raad. Ook al heeft verweerster zich ten onrechte (in strijd met regel 15, lid 2, Gedragsregels 1992) tot het gerechtshof gewend, betekent dat nog niet dat zij klager doelbewust onnodig op kosten heeft gejaagd. Klager kan niet klagen over door verweerster met haar cliënte gemaakte financiële afspraken.

Uitspraak

BESLISSING                                   

van 7 februari 2020

in de zaak 190163

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

[verweerster]

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 20 mei 2019 met nummer 18-646, op die datum aan partijen toegezonden. De raad heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel c), klachtonderdeel a) gegrond verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond, geen maatregel opgelegd en verweerster veroordeeld  het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden. 

1.2    De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2019:87.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van klager is op 13 juni 2019 per e-mail en op 17 juni 2019 per post ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-      de stukken van de eerste aanleg;

-    het verweerschrift van verweerster.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 december 2019, waar partijen zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)      (…)   

b)    niets of onvoldoende te doen om onnodige kosten te vermijden, waardoor zij in strijd heeft gehandeld met regel 23 lid 2 (Gedragsregels 1992);

c)    niet de nodige nauwgezetheid en zorgvuldigheid in acht te nemen die in financiële zaken van advocaten worden vereist, zodat zij in strijd heeft gehandeld met regel 23 (Gedragsregels 1992) en artikel 17 lid 2 sub d, e en f van de Wet op de Rechtsbijstand.

d)      (…)

 

4    FEITEN

4.1    In overweging 2 heeft de raad de feiten vastgesteld waarvan in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voor zover in hoger beroep relevant gaat het om het navolgende.

4.2       Klager is sinds 2012 in een familierechtelijk geschil verwikkeld met zijn ex-echtgenote. Hij wordt daarin bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.

4.3    Verweerster heeft op 1 november 2017 een bespreking met haar cliënte gehad en haar is verzocht om in hoger beroep de belangen van haar cliënte te behartigen.

4.4    Met een zogenaamd V2-formulier aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verweerster zich op 2 november 2017 in de drie lopende zaken van haar cliënte gesteld als haar advocaat.

4.5    Per faxbericht van 2 november 2017 heeft verweerster aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden laten weten dat zij in de drie lopende zaken van haar cliënte de belangenbehartiging heeft overgenomen en dat zij aan haar voorganger, mr. A, heeft verzocht om zich formeel nog als advocaat te onttrekken. Voorts heeft zij gemeld:

        “Op 17 oktober jl. heeft in deze zaken een mondelinge behandeling bij uw hof plaatsgevonden. Cliënte en [mr. A] zijn bij die zitting aanwezig geweest. Cliënte verkeerde in de veronderstelling - naar later bleek ten onrechte - dat tijdens die mondelinge behandeling alleen het hoger beroep zou worden behandeld dat zij zelf had ingediend. Echter, zij kreeg ter zitting te horen dat de wederpartij ook in hoger beroep was gegaan en dat juist zijn beroepschriften ter zitting behandeld zouden worden. Mr. [A] had cliënte hiervan dus niet op de hoogte gesteld, ondanks het feit dat zij meerdere keren aan hem had gevraagd of [klager] ook hoger beroep had aangetekend tegen de beschikking(en) van de rechtbank. (…)

        Een en ander heeft nu tot gevolg gehad dat cliënte niet, althans onvoldoende, in de gelegenheid is geweest om haar standpunt, met name in de kwestie die ziet op de rechtskeuze, aan uw hof kenbaar te maken. Zij heeft bovendien geen stukken kunnen indienen omdat zij niet op de hoogte was van het door [klager] ingediende hoger beroep.

        Met het oog op het bovenstaande verzoek ik u vriendelijk om cliënte alsnog in de gelegenheid te stellen om in bovenvermelde zaken een schriftelijke reactie (al dan niet in de vorm van een verweerschrift) in te dienen.

        Een afschrift van dit schrijven zend ik aan [mr. W], advocaat van [klager].”

4.6       Per e-mail van 3 november 2017 heeft mr. W namens klager haar verbazing uitgesproken over het feit dat verweerster voornoemd faxbericht zonder haar toestemming en in strijd met de gedragsregels aan het gerechtshof heeft gestuurd, terwijl in alle zaken al uitspraak was gevraagd. Mr. W heeft verweerster dringend verzocht om haar faxbericht aan het gerechtshof terug te trekken.

4.7    Op 8 november 2017 heeft verweerster het gerechtshof verzocht om haar schrijven van 2 november 2017 als niet verzonden te beschouwen.

4.8    Nadat het gerechtshof uitspraak heeft gedaan in de drie gevoegd behandelde dossiers zijn de werkzaamheden van verweerster geëindigd. Een andere advocaat heeft cassatie ingesteld.

 

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel b

5.1    De raad heeft klachtonderdeel a gegrond verklaard door te overwegen dat het de advocaat, nadat de rechter om uitspraak is gevraagd, niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot die rechter te wenden (Regel 15, lid 2, Gedragsregels 1992). Door het verzenden van haar faxbericht aan het gerechtshof op 2 november 2017, zonder voorafgaand daaraan informatie in te winnen bij de voormalige advocaat van haar cliënte dan wel bij de advocaat van klager, noch bij laatstgenoemde advocaat om toestemming hiervoor te vragen, zijn de belangen van klager onnodig en onevenredig geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend.

5.2    Klager heeft hieraan de consequentie verbonden dat zijn advocaat - door dit klachtwaardig optreden - onnodige handelingen en werkzaamheden heeft moeten verrichten, waarvan de kosten in rekening bij klager zijn gebracht. Hierdoor heeft klager schade geleden, welke vermeden had kunnen worden, aldus klager. (klachtonderdeel b).

5.3    Naar aanleiding van klachtonderdeel b heeft de raad echter overwogen dat verweerster mocht afgaan op de informatie die zij van haar cliënte had gekregen en dat zij de haar toekomende vrijheid als advocaat niet had overschreden. Het enkele feit dat zij als vijfde advocaat voor de ex-echtgenote van klager is gaan optreden, als gevolg waarvan klager in zijn visie onnodig op kosten wordt gejaagd, kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden aangerekend aldus de raad.

5.4    In hoger beroep heeft klager aangevoerd dat de overweging van de raad onbegrijpelijk is in het licht dat hij heeft aangevoerd dat hij door de handelwijze van verweerster jegens het hof op onnodige kosten is gejaagd, omdat zijn advocaat daardoor extra werkzaamheden heeft moeten verrichten die hij bij hem in rekening heeft gebracht.

5.5    Het hof overweegt dat de raad inderdaad niet heeft gerespondeerd op de klacht van klager. Wat daarvan zij, het hof kan klager niet volgen in zijn stelling. Verweerster is als vijfde opvolgende advocaat voor de ex-echtgenote van klager gaan optreden en heeft zich, omdat haar cliënte niet goed bekend was met de stand van zaken van de drie lopende hoger beroep-procedures bij het gerechtshof, direct tot het gerechtshof gewend met voornoemd faxbericht van 2 november 2017. Weliswaar blijkt uit de door klager ingebrachte declaratie en declaratiespecificatie dat de bij klager in rekening gebrachte kosten direct te relateren zijn aan de werkzaamheden van zijn advocaat in de periode van 2 tot en met 10 november 2017, maar daaruit volgt nog niet dat hij door verweerster doelbewust onnodig op kosten is gejaagd. Bovendien: indien, zoals van verweerster verwacht had mogen worden, zij - vooraf - in contact was getreden met de advocaat van klager en zij om toestemming had gevraagd voor het verzenden van het faxbericht aan het gerechtshof, had de advocaat van klager hiervoor ook werkzaamheden moeten verrichten en deze bij klager in rekening gebracht. Dit kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden aangerekend. Naar het oordeel van het hof heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld.

Klachtonderdeel c

5.6    De raad heeft klager niet-ontvankelijk verklaard door te overwegen dat klager niet kan klagen over vermeende tekortkomingen in de door verweerster met haar cliënte gemaakte financiële afspraken, bij gebrek aan een persoonlijk belang hierbij. Het hof volgt de raad hierin. Overigens is ter zitting door verweerster onweersproken gesteld dat zij geen aanvraag om kosteloze rechtsbijstand voor haar cliënte heeft ingediend zodat dit klachtonderdeel ook feitelijke grondslag mist.

5.7    Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 mei 2019 met nummer 18-646.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.L. Weerkamp en J.M Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 7 februari 2020.