Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:37

Zaaknummer

190159

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door een cd-schijf kwijt te raken die door klager aan hem in bewaring was gegeven; na te laten om alle dossierstukken aan klager te overhandigen en daarover te liegen; zonder toestemming van klager telefonisch contact te hebben gehad met de door de deken aangewezen advocaat, mr. S, die onderzoek diende te doen naar het optreden van verweerder en door na te laten om een originele kwitantie  terug te sturen aan klager. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad wordt  bekrachtigd.

Uitspraak

BESLISSING

van 10 januari 2020

in de zaak 190159

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD VAN DISCIPLINE

De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) heeft op 20 mei 2019 uitspraak gedaan op de klacht die klager tegen verweerder heeft ingediend (zaaknummer raad: 18-573). De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. De beslissing is de datum van de uitspraak aan partijen toegezonden.

De beslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRARL:2019:76.

 

2    DE PROCEDURE IN HOGER BEROEP BIJ HET HOF VAN DISCIPLINE

2.1    Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. Het hof heeft het beroepschrift (met bijlagen) op 14 juni 2019 ontvangen.

2.2    Verder is het hof bekend met:

-    het dossier van de raad;

-    het verweerschrift in hoger beroep van verweerder;

-    de pleitnota van klager van 24 oktober 2019.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 28 oktober 2019. Klager was hierbij afwezig met bericht. Verweerder is bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest en heeft zijn standpunt toegelicht.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep relevant, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    een cd-schijf, die door klager aan hem in bewaring is gegeven ter bescherming van klager en van mevrouw S, kwijt te raken, waardoor levens in gevaar zijn gebracht;

b)    na te laten om alle dossierstukken aan klager te overhandigen en daarover te liegen, waarbij verweerder ook nu nog stelt niets meer van zijn dossier te hebben, terwijl een advocaat dossiers tien jaar dient te bewaren;

c)    zonder toestemming van klager telefonisch contact te hebben gehad met de door de deken aangewezen advocaat, mr. S, die onderzoek diende te doen naar het optreden van verweerder, waardoor de integriteit en de zuiverheid van dat onderzoek in het gedrang zijn gekomen en dat niet meer als objectief kan worden gezien;

d)    na te laten om een originele kwitantie, die klager aan verweerder in de procedure van een cliënte (mevrouw S) namens haar ter hand heeft gesteld, terug te sturen aan klager, terwijl verweerder had besloten om in die procedure van mevrouw S enkel via klager te communiceren.

 

4    FEITEN

oor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

4.1      Verweerder heeft klager bijgestaan in een civiele procedure, die op 24 december 2014 is geëindigd met een vonnis van de rechtbank Gelderland.

4.2      In 2015 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 26 augustus 2016 een deel van de klachten gegrond en een deel ongegrond verklaard en, anders dan de raad, aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd.

4.3      Klager heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor de beweerdelijk door hem geleden schade. Bij brief van 24 januari 2017 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder erkend dat verweerder een beroepsfout heeft gemaakt, maar betwist dat klager daardoor schade heeft geleden en de aansprakelijkheid van verweerder afgewezen.

4.4     De daarna door klager aangezochte advocaten bleken niet bereid om hem bij te staan in zijn op te starten schadevergoedingsprocedure jegens verweerder. Daarop heeft klager op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet aan de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen.

4.5     De deken heeft dit verzoek van klager op 16 mei 2017 afgewezen. Bij beslissing van 13 oktober 2017 heeft het Hof van Discipline het beklag van klager tegen de beslissing van de deken gegrond verklaard.

4.6    De deken heeft daarop een advocaat, mr. S, aangewezen om aan hem een advies uit te brengen omtrent klagers verzoek.

4.7    Tussen mr. S en verweerder is contact geweest.

 

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 mei 2019 in de zaak 18-573.

 

Deze beslissing is gegeven door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2020.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 10 januari 2020.