Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-02-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:20

Zaaknummer

20-058/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Naar aanleiding van het verzoek van klagers tot afgifte van de originele dossiers en tot toezending van originele stukken, heeft verweerder gedaan wat redelijkerwijze van hem kan worden verwacht. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 21 februari 2020

in de zaak 20-058/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klagers

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”)  heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 27 januari 2020 met kenmerk k19-047 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1       Verweerder heeft klagers in diverse juridische procedures bijgestaan. De laatste gerechtelijke uitspraak dateert van 13 november 2013.

1.2       In 2016 hebben klagers een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing d.d. 22 november 2016 (kenmerk 16-1050/DB/ZWB) in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Bij beslissing d.d. 29 mei 2017 (kenmerk 16-1050/DB/ZWB) heeft de raad het door klagers tegen deze beslissing van de voorzitter ingestelde verzet ongegrond verklaard.  Bij brief d.d. 24 mei 2018 hebben klagers bij de raad verzocht om herziening, in welk verzoek klagers bij voorzittersbeslissing d.d. 14 augustus 2018 (kenmerk 18-407/DB/ZWB) niet-ontvankelijk zijn verklaard.

1.3       Bij brief d.d. 20 september 2018 hebben klagers verweerder verzocht om de dossiers te sluiten en deze aan hen te doen toekomen. In oktober en november 2018 hebben klagers hun verzoek om afgifte van de dossiers meerdere malen per e-mail en telefonisch herhaald.

1.4       Op 7 november 2018 hebben klagers de deken verzocht om bemiddeling. Op 7 november 2018 heeft mevrouw mr. K, stafjurist van het Bureau van de Orde van Advocaten, telefonisch contact opgenomen met verweerders kantoor, waarbij aan haar is medegedeeld dat verweerders kantoor wel degelijk contact met klagers had gehad en dat aan hen is toegezegd dat het dossier uit het externe archief zou worden gehaald, hetgeen even kon duren. Mr. K heeft klagers hiervan op de hoogte gesteld. Op 28 november 2018 hebben klagers telefonisch contact gezocht met mr. K, waarbij zij aan haar hebben medegedeeld dat het dossier dat zij intussen van verweerder hadden ontvangen, niet compleet was. Mr. K heeft bij e-mailbericht d.d. 28 november 2018 aan klagers medegedeeld dat zij contact dienden op te nemen met mevrouw C, werkzaam bij verweerders kantoor.

1.5       Bij brief d.d. 12 december 2018 hebben klagers hun verzoek om afgifte van stukken nogmaals herhaald en een klacht ingediend bij klagers kantoor.

1.6       Bij e-mail d.d. 17 december 2018 heeft mevrouw C klagers als volgt bericht:

“Naar aanleiding van ons telefooncontact wat wij hebben gehad afgelopen week bericht ik u als volgt.

Ons voorstel om naar kantoor te komen en zelf het dossier te bekijken heeft u helaas afgeslagen. De stukken die u noemt zijn echter reeds in uw bezit. Zoals u zult begrijpen wordt het op deze manier voor ons lastig om u tegemoet te komen. Ik heb u aangegeven dat het voor beide partijen niet prettig is als dit een (onnodige) slepende kwestie gaat worden. Het leek mij goed een en ander aan u te bevestigen. Mocht u toch naar kantoor willen komen, dan verneem ik dat graag vóór vrijdag a.s. van u. Anders zal ik het dossier weer naar het archief laten brengen en ga ik er vanuit dat u hiermee akkoord gaat. “

1.7       Bij e-mail d.d. 1 april 2019 hebben klagers hun verzoek om de dossiers te sluiten en aan hen toe te sturen opnieuw herhaald. Bij e-mail d.d. 3 april heeft mevrouw C klagers als volgt bericht:

“(…) Alle originele stukken van uw kant heeft u zelf en zijn hier nooit op kantoor geweest. De stukken die wij u, ook recent nog, hebben toegestuurd heeft u altijd zelf gehad. Het voorstel van ons om langs te komen zodat u zelf de stukken nog een keer kunt nakijken, heeft u afgeslagen. Wij zullen u nogmaals het complete dossier wat hier in ons bezit is eind van deze week begin volgende week toezenden. Als u niet naar kantoor komt zoals voorgesteld, is dit het laatste aanbod wat wij kunnen doen.”

1.8       Bij brief d.d. 22 april 2019 heeft verweerder aan klagers de hoop uitgesproken dat zij zouden langs zouden komen op kantoor om de stukken in te zien, waarbij dan mogelijk ruimte zou zijn voor een gesprek, waarbij mogelijk de lucht zou kunnen worden geklaard.

1.9       Verweerder heeft klagers aangeboden om de originele stukken die hij in zijn bezit heeft aan hen te overhandigen. Klagers hebben dit aanbod afgewezen en hebben de deken verzocht om doorzending van het klachtdossier aan de raad.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    heeft geweigerd om de complete dossiers aan klagers af te geven;

2.    heeft geweigerd om originele stukken toe te zenden aan klagers.

2.2       Toelichting:

Ondanks herhaalde verzoeken van klagers heeft verweerder geweigerd om de complete dossier aan klagers af te geven en om de originele stukken aan klagers toe te zenden. Klagers hebben deze stukken nodig. De procedures lopen nog steeds. Klagers missen veel belangrijke stukken. Klagers wensen de originele stukken te ontvangen omdat bij een origineel stuk bijlagen zitten en de pagina’s genummerd zijn. Een origineel is geprint op geel papier en met blauwe inkt ondertekend.

 

3             VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Gedurende de behandeling van de zaak zijn klagers doorlopend door verweerder geïnformeerd. Van alle correspondentie en processtukken hebben klagers afschriften ontvangen. Na beëindiging van de rechtsbijstand hebben klagers om stukken gevraagd en die hebben zij ook gekregen. Klagers hebben niet duidelijk gemaakt welke stukken nu nog ontbreken. Klagers zijn meerdere malen uitgenodigd op verweerders kantoor om het dossier te komen inzien, teneinde vast te stellen welke stukken nog zouden ontbreken, maar klagers zijn niet op die uitnodigingen ingegaan. De originele stukken die verweerder bezit betreffen processtukken. Daarvan hebben klagers in de loop der jaren steeds kopieën ontvangen. Klagers hebben eerst tijdens de onderhavige klachtprocedure om originele stukken gevraagd. Hoewel verweerder niet verplicht is om originele stukken af te geven en hem ook niet duidelijk is waarom klagers de originele wensen te ontvangen, aangezien zij de kopieën reeds in hun bezit hebben, is verweerder bereid om de originelen af te geven.

 

4             BEOORDELING

4.1       Klagers klagen dat hen stukken zijn onthouden en dat zij geen originelen hebben ontvangen. De voorzitter stelt vast dat naar aanleiding van het verzoek van klagers om het dossier aan hen toe te sturen, verweerders kantoor stukken aan klagers heeft toegestuurd. Klagers hebben vervolgens gesteld dat zij nog belangrijke stukken misten. Klagers hebben echter niet aan verweerder duidelijk gemaakt welke stukken nog ontbraken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerders kantoor klagers meerdere malen in de gelegenheid heeft gesteld om het dossier op verweerders kantoor te komen inzien, teneinde vast te stellen welke stukken ontbraken. Klagers hebben niet duidelijk gemaakt om welke reden zij van die gelegenheid geen gebruik hebben willen maken. Ook hebben klagers niet duidelijk gemaakt waarom zij het aanbod van verweerder, om de originelen overhandigd te krijgen, hebben afgewezen. Ontvangst van de originelen en de nog ontbrekende stukken kan enkel worden bewerkstelligd indien klagers ingaan op het aanbod van verweerder, zodat zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet valt in te zien waarom zij dat aanbod hebben afgewezen. De voorzitter is van oordeel dat verweerder heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht en dat hem van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De voorzitter zal de klacht dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg als griffier op 21 februari 2020.

 

 

Griffier                                                                                                                      Voorzitter