Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:16

Zaaknummer

19-708/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht over kwaliteit van dienstverlening eigen advocaat gegrond. Verweerster heeft erkend jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Verweerster heeft zich recent zelf van het tableau heeft laten schrappen. De raad acht een volledig voorwaardelijke schorsing van relatief korte duur – twee weken - passend en geboden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 januari 2020 in de zaak 19-708/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

 

klager:

 

over:

 

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 17 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 oktober 2019 met kenmerk R 2019/70 cij/dh, door de raad ontvangen op 11 oktober 2019, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2019 in aanwezigheid van verweerster. Klager is vanwege ziekte niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Verweerster heeft klager vanaf mei/juni 2019 als advocaat bijgestaan.

2.2    Bij beslissing van de raad d.d. 19 augustus 2019 is verweerster naar aanleiding van een verzoek van de deken ex artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang geschorst.

2.3    Verweerster is direct na haar schorsing opgenomen in een verslavingskliniek.

2.4    Met ingang van 18 oktober 2019 heeft verweerster zich laten schrappen van het tableau.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij verkeerde informatie heeft verstrekt over haar kosten, op onjuiste wijze een toevoeging heeft aangevraagd, haar privéproblemen met klager bespreekt, regelmatig ziek, overspannen dan wel onwel is tijdens afspraken, vertrouwelijke en gevoelige informatie naar de wederpartij stuurt, belangrijke informatie en reacties van de wederpartij pas na een maand doorstuurt en beloftes en afspraken niet nakomt.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd. Ter zitting heeft zij erkend tekort te zijn geschoten jegens klager, de oorzaak daarvan toegelicht en spijt betuigd.

 

5    BEOORDELING

5.1    Verweerster heeft erkend jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. De gegrondheid van de klacht is daarmee gegeven.

 

6    MAATREGEL

6.1    Alles overziend en mede in aanmerking genomen het tuchtrechtelijk verleden van verweerster en het feit dat zij zich recent zelf van het tableau heeft laten schrappen, acht de raad een volledig voorwaardelijke schorsing van relatief korte duur passend en geboden.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoeden.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de proceskosten. Het is de raad ambtshalve bekend dat er heden twee beslissingen worden uitgesproken waarbij tegen verweerster ingediende klachten gegrond worden verklaard, zodat de raad aanleiding ziet tot een zodanige matiging dat klaagster wordt veroordeeld in de volgende kosten:

a) € 375 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 250 kosten van de Staat.

7.3     Verweerster moet het bedrag van € 375 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 250 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van twee      weken voorwaardelijk op met een proeftijd van twee jaren ingaande op de     dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

-    bepaalt dat de maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;

-    stelt als voorwaarde dat verweerster zich binnen de proeftijd van twee jaren niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 375 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 250 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, A.J.N. van Stigt, H.E. Meerman en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2020.