Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:15
Zaaknummer
19-384/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 januari 2020 in de zaak 19-384/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 7 augustus 2019 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 11 maart 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 6 juni 2019 met kenmerk R 2019/37 edg/dh, door de raad ontvangen op 7 juni 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 7 augustus 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 augustus 2019 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij e-mail van 5 september 2019 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2019 in aanwezigheid van klaagster en verweerster.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 5 september 2019.
2 FEITEN, KLACHT EN VERZET
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
2.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Volgens klaagster heeft de voorzitter zich over de klacht niet zelf een oordeel gevormd maar slechts – en ten onrechte - de motivering en beoordeling van de deken overgenomen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft zich tegen het verzet en de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, A.J.N. van Stigt, H.E. Meerman en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2020.