Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:33
Zaaknummer
19-840/DH/DH/W
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 januari 2020 in de zaak 19-840/DH/DH/W naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechter, ingediend door:
verzoeker
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Verzoeker heeft mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter van de raad (hierna: de tuchtrechter), bij e-mail van 9 december 2019 gewraakt.
1.2 Op 9 december 2019 zijn verzoeker en mr. S verschenen voor de mondelinge behandeling van het verzet in de zaak met kenmerk 19-399/DH/DH. Het verzet is behandeld, waarna de tuchtrechter de zitting heeft gesloten en heeft meegedeeld dat de beslissing op 10 februari 2020 zal worden genomen. Diezelfde dag om 22.44 uur heeft verzoeker het wrakingsverzoek per e-mail met bijlagen aan de raad gezonden.
1.3 Bij e-mail van 10 december 2019 heeft de tuchtrechter laten weten dat hij niet in het wrakingsverzoek berust. In deze e-mail heeft de tuchtrechter verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.
1.4 Bij e-mail van 10 december 2019, met bijlagen, heeft verzoeker verzocht om bevestiging van de ontvangst van het wrakingsverzoek en om “een mondeling Wraking zitting, ander ressort”.
1.5 Bij e-mail van 15 januari 2020 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingediend.
1.6 Op 16 januari 2020, 17 januari 2020 (twee maal) en 19 januari 2020 heeft verzoeker de raad e-mails gestuurd met in de onderwerpregel (onder meer) geschreven: “wraking wraking kamer”.
1.7 Op 20 januari 2020 om 14.07 uur heeft verzoeker aan de raad een e-mail gestuurd waarin onder meer het volgende is geschreven:
“Er wordt u verzocht om Brief 2 april 2008 van Nationale Nederlanden .aansprakelijkheid verzekeraar Wederpartij eerste aanleg [mr. B]. In te voegen op uw wraking zitting 20 januari 2020. (…)”
1.8 Op 20 januari 2020 omstreeks 16.20 uur heeft de zitting van de wrakingskamer plaatsgevonden in aanwezigheid van verzoeker. De tuchtrechter heeft schriftelijk laten weten niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn.
1.9 De wrakingskamer heeft verzoeker ter zitting meegedeeld dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling wordt gelaten. Verzoeker heeft tijdens de zitting enkele stukken aan de wrakingskamer overhandigd.
1.10 Bij e-mail van 20 januari 2020 om 18.25 uur heeft verzoeker onder meer het volgende aan de raad geschreven:
“Eiser [naam verzoeker] trekt Wraking -Wraking kamer in.
Grondslag.
Uw voorzitter. De Weledelgestrenge mr S. M . Krans heeft de ingevoegde documenten .
Netjes in ontvangst genomen na afloop Wraking zitting. (…)”
2. FEITEN
2.1 Verzoeker heeft tuchtklachten ingediend tegen, achtereenvolgens, mr. B, mr. K, mr. Q en mr. S.
2.2 Aan de tuchtklachten ligt een arbeidsrechtelijk geschil ten grondslag waarbij verzoeker partij is.
3. WRAKINGSVERZOEK
3.1 Verzoeker gaat in zijn wrakingsverzoek in op het hiervoor in 2.2 bedoelde arbeidsrechtelijke geschil. Ten aanzien van het optreden van de tuchtrechter in de zaak met kenmerk 19-399/DH/DH heeft verzoeker geschreven dat de tuchtrechter:
“rechtens bewezen cassatie advocaat [mr. S] opheldering [had] moeten verzoeken over Opdrachtbevestiging . nooit ingediende bezwaarschrift namens [verzoeker] op 12 december 2001.
alsmede met machtiging komen dat wederpartij eerste aanleg Bosveld namens eiser bezwaar schrift mocht indienen op 12 december 2001.
gezien rechtens bewezen volledige arbeidsgeschiktheid na 19 maart 1999
en na 22 november 2000.”
4. BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 47 van de Advocatenwet en artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering is wraking van leden van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden die de vrees rechtvaardigen dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat elke tuchtrechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.
4.2 De wrakingskamer vat hetgeen verzoeker heeft geschreven en ter zitting heeft verklaard over het optreden van de tuchtrechter aldus op dat verzoeker de tuchtrechter verwijt dat hij mr. S ter zitting niet heeft gevraagd om opheldering te geven over een opdrachtbevestiging en een bezwaarschrift.
4.3 De wrakingskamer stelt voorop dat, indien en voor zover verzoeker heeft bedoeld ook nog andere gronden aan zijn verzoek ten grondslag te leggen, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht om de wrakingsgronden duidelijk te formuleren.
4.4 De wrakingskamer is van oordeel dat de omstandigheid dat de tuchtrechter op de zitting op 9 december 2019 niet de vraag heeft gesteld die hij volgens verzoeker had moeten stellen geen aanwijzing oplevert voor twijfel aan de onpartijdigheid van de tuchtrechter jegens verzoeker. De wrakingskamer verklaart het wrakingsverzoek dan ook ongegrond.
BESLISSING
De wrakingskamer van de raad van discipline verklaart het wrakingsverzoek ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A. Schaberg en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2020.