Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:39

Zaaknummer

19-723

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster het dossier na vertrouwensbreuk op onbehoorlijke wijze heeft overgedragen. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht kennelijk ongegrond. 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2020

in de zaak 19-723

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 oktober 2019 met kenmerk Z 793656/MM/AS/sd, door de raad diezelfde dag ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op de dossierstukken, van de volgende feiten uit.

1.1    Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingszaak tegen mevrouw V. (hierna: de echtscheidingszaak) en in een afstammingszaak tegen mevrouw G. (hierna: de afstammingszaak).

1.2    Op 28 september 2016 heeft verweerster aan klager de opdracht bevestigd om hem bij te staan in de echtscheidingszaak.

1.3    In de periode van 12 mei 2017 tot ongeveer half september 2017 heeft mr. R., een kantoorgenoot van verweerster, de echtscheidingszaak van klager voor verweerster waargenomen.

1.4    Op 12 april 2017 heeft verweerster per e-mail een oproep naar klager verstuurd voor de zitting bij de rechtbank op 25 juli 2017 en heeft zij klager gevraagd uiterlijk 10 juli 2017 stukken aan te leveren voor indiening bij de rechtbank. Daarbij heeft verweerster vermeld dat zij vanaf 12 mei 2017 met zwangerschapsverlof is.

1.5    Op 11 mei 2017 heeft klager verweerster bedankt voor de informatie en gevraagd naar welk e-mailadres hij de stukken kon sturen.

1.6    Op 12 mei 2017 heeft verweerster de contactgegevens van mr. R. naar klager verstuurd.

1.7    Bij e-mail van 27 juni 2017 heeft mr. R. klager een herinnering gestuurd over het aanleveren van stukken bij de rechtbank en hem gevraagd om de stukken uiterlijk 10 juli 2017 bij haar aan te leveren.

1.8    Op 6 en 7 juli 2017 heeft klager meerdere e-mails met een groot aantal bijlagen naar mr. R. verstuurd. 

1.9    Op 13 juli 2017 om 10.45 uur heeft mr. R. klager bij e-mail onder meer het volgende gevraagd:

‘Ik ontvang dan ook graag uiterlijk vanmiddag een overzichtelijke email van u met daarin puntsgewijs de stukken die u mij toestuurt en wat u daarmee wilt aantonen in de procedure, waarvan de bijlagen een redelijk aantal pagina’s betreft. Deze selectie zult u zelf en met enige spoed moeten maken.’

1.10    Op 13 juli 2017 om 15:28 uur heeft klager mr. R. per e-mail een korte toelichting op de door hem ingediende stukken gegeven en mr. R. gevraagd om alle door hem gemailde stukken bij de rechtbank in te dienen.

1.11    Op 13 juli 2017 om 15:49 uur heeft mr. R. onder meer het volgende per e-mail aan klager bericht:

‘De stukken die u mij nu heeft toegestuurd zijn te omvangrijk en niet eenvoudig te beoordelen wat u hiermee beoogt bereiken om zo te kunnen indienen. En kan en zal dat dus ook niet doen. In mijn eerdere mail van vandaag heb ik u instructies gegeven over hoe deze stukken aangeleverd moeten worden. Als uw stukken niet duidelijk worden aangeleverd, zal de rechter hieraan voorbij gaan.

(…)

Zoals u het nu heeft aangeleverd kan ik geen wijs worden uit alle stukken en kan ik dus niet indienen namens u. Het is dan ook echt zaak dat u hiermee aan de slag gaat vandaag en mijn instructies volgt. Doet u dit niet, dan belemmert u zichzelf in uw zaak.’

1.12    Op 13 juli 2017 om 17:15 uur heeft klager per e-mail – kort gezegd – aan mr. R. bericht dat hij alle stukken heeft gegeven die voor de zaak nodig zijn en dat het aan mr. R. is om te beoordelen welke stukken zij noodzakelijk acht om in te dienen.

1.13    Mr. R. heeft op 14 juli 2017 om 10:36 uur per e-mail onder meer het volgende aan klager bericht:

‘Mijn instructies zijn neem ik aan duidelijk. Ik wil voor 12.00 uur vandaag van u het volgende ontvangen: separate e-mails op volgorde van de producties zoals u die wilt indienen (dus in een logische volgorde), met daarbij in maximaal een paar zinnen vermeld wat u daarmee wilt aantonen/weerleggen en een bijlage van maximaal een aantal pagina’s om dit te ondersteunen. Zoals gezegd is het uw taak om stukken die echt van belang zijn voor de zaak op heldere en overzichtelijke (dus ook niet te omvangrijk) wijze in te dienen. Doet u dit niet, dan zijn de gevolgen voor u.’  

1.14    Klager heeft op 14 juli 2017 om 11.10 uur per e-mail aan mr. R. bericht dat hij alle stukken die noodzakelijk zijn voor zijn zaak heeft aangeleverd. Daarbij heeft hij aangegeven dat het aan mr. R. is om te beoordelen of een stuk van belang is voor de zaak en dat zij een selectie kan maken.

1.15    Mr. R. heeft vervolgens op 14 juli 2017 om 11.14 uur per e-mail het volgende aan klager bericht:

‘Mijn taak als advocaat is niet om honderden pagina’s bijlagen die u stuurt door te spitten om zoek naar de juiste stukken. U dient deze goed en volledig aan te leveren. Dat heeft u nu niet gedaan. Deze verantwoordelijkheid kunt u niet op mij of de rechter afschuiven. Eerder heeft u hier ook al met mr. Nieuwendijk over gesproken. Als u niet bereid bent de juiste stukken zoals ik inmiddels meerdere malen heb verzocht aan te leveren, kan en zal ik geen stukken namens u indienen en zal ik eveneens niet in staat zijn om u op de juiste wijze bij te staan. In dat geval zal ik mij ook beraden of ik uw belangen kan blijven behartigen of wellicht mijn werkzaamheden voor u moet beëindigen.’

1.16    Klager heeft mr. R. op 14 juli 2017 om 11:23 uur het volgende bericht:

‘Ik sta steeds achter mijn e-mail van net. Indien u uw werkzaamheden voor mij wenst te beëindigen dan kunt dat aan mij bevestigen en zo snel spoedig mogelijk aan de rechtbank laten weten. Wat ik als jammer zou ervaren.’

1.17    Vervolgens heeft mr. R. klager het volgende per e-mail bericht:

‘Gezien uw berichten moet ik helaas concluderen dat ik uw belangen niet op de juiste wijze kan behartigen. Om die reden moet ik mijn werkzaamheden voor u ook beëindigen en zal ik mij onttrekken aan de zaak. Dit geldt zowel voor mij als mijn kantoor. U laat mij daarin geen andere keus, nu u blijft weigeren mijn instructies op te volgen. U zult dus op zoek moeten naar een andere advocaat. Deze kan contact met mij opnemen voor de overdracht van de zaak. De rechtbank zal ik vandaag eveneens berichten dat mijn kantoor u niet langer bij staat als advocaat. Ik kan de rechtbank vragen de zitting van 25 juli a.s. uit te stellen zodat u voldoende tijd en gelegenheid heeft om een nieuwe advocaat te zoeken die uw belangen kan behartigen. Wilt u dat ik dit doe of wilt u dat de zitting van 25 juli a.s. door gaat? Houdt er rekening mee dat u wel mondeling uw standpunten zal mogen toelichten, maar geen stukken zal mogen indienen. Indien u prijs stelt op nader telefonisch of persoonlijk overleg, dan hoor ik dat graag.’

1.18    Op 17 juli 2017 heeft mr. R. zich bij de rechtbank onttrokken als gemachtigde van klager. Mr. R. heeft dit per brief aan klager bevestigd.

1.19    Na terugkomst van haar zwangerschapsverlof heeft verweerster de afstammingszaak weer opgepakt.

1.20    Op 18 februari 2019 heeft klager digitaal een klacht over verweerster bij de deken ingediend.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake was van een

vertrouwensbreuk;

b)    heeft geweigerd (medische) stukken in te dienen;

c)    haar twee dossiers niet behoorlijk heeft overgedragen;

d)    het ingediende verweerschrift niet heeft ingetrokken nadat zij zich had onttrokken;

e)    zich in de zaak tegen mevrouw G. niet heeft teruggetrokken.

2.2    Klager heeft aangevoerd dat verweerster als zijn advocaat verantwoordelijk is voor uitvoering van de opdracht en dat zij vanwege haar zorgplicht ook verantwoordelijk is voor het handelen van haar waarneemster, mr. R. De voorzitter zal de stellingen die klager in het kader van zijn klacht naar voren heeft gebracht hierna, waar nodig, bespreken.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd. In dat verband heeft verweerster betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en daarbij verwijst verweerster onder meer naar de e-mailcorrespondentie zoals vermeld in 1.4 tot en met 1.18.

3.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, bij de beoordeling van de klacht op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht gaat over het handelen van de (voormalige) advocaat van klager.

Ad klachtonderdelen a), c) en e)

4.2    Klachtonderdelen a), c) en e) lenen zich naar het oordeel van de voorzitter voor gezamenlijke beoordeling.

4.3    De voorzitter is op grond van de dossierstukken van oordeel dat verweerster terecht heeft gesteld dat sprake is van een vertrouwensbreuk. In de opdrachtbevestiging (zie 1.2) heeft verweerster uiteengezet welke informatie klager haar heeft gegeven en welke afspraken zij met klager heeft gemaakt over de aanpak van de echtscheidingszaak. De verdere details zijn vervolgens in de e-mailcorrespondentie tussen de waarneemster van verweerster, mr. R., en klager besproken. Uit die e-mailcorrespondentie blijkt dat mr. R. duidelijke instructies aan klager heeft gegeven over het indienen van stukken bij de rechtbank in de echtscheidingszaak en op welke wijze zij de stukken van klager wilde ontvangen. Dat het klager, zoals hij heeft gesteld, niet duidelijk was wat werd bedoeld met ‘het op een deugdelijke manier aanleveren van stukken’ is, gelet op de inhoud van onder meer de e-mails van mr. R. aan klager van 13 en 14 juli 2017 (zie 1.9 en 1.13) dan ook niet geloofwaardig. Uit dezelfde e-mailcorrespondentie blijkt dat klager het niet eens was met de instructies van mr. R. over het indienen van stukken bij de rechtbank in de echtscheidingsprocedure. Daarop heeft mr. R. naar het oordeel van de voorzitter op juiste gronden geconcludeerd dat zij de belangen van klager niet naar behoren meer kon  behartigen en heeft zij haar werkzaamheden voor klager beëindigd. Duidelijk is dat sprake was van een vertrouwensbreuk, omdat klager blijkbaar geen vertrouwen had in de wijze waarop mr. R. zijn belangen in de echtscheidingszaak behartigde. Door te stellen dat sprake was van een vertrouwensbreuk heeft verweerster dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verder blijkt uit de dossierstukken niet dat ook in de afstammingszaak sprake was van een vertrouwensbreuk, zodat verweerster geen enkel tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij zich in de afstammingszaak niet heeft teruggetrokken als klagers gemachtigde en het dossier niet heeft overgedragen aan klagers nieuwe advocaat. Uit de dossierstukken blijkt bovendien niet dat klager verweerster heeft gevraagd om zich in die zaak terug  te trekken. In dat verband is het de voorzitter ook niet gebleken dat verweerster het dossier van de echtscheidingszaak onzorgvuldig heeft overgedragen aan klagers nieuwe advocaat. Gelet op de toelichting van verweerster dat mr R. het procesdossier van de echtscheidingszaak aan klagers nieuwe advocaat heeft gestuurd en dat aan klager een kopie van de processtukken en correspondentie is verstuurd, heeft klager onvoldoende feitelijk onderbouwd dat sprake is geweest van een onzorgvuldige dan wel onbehoorlijke overdracht. Ten aanzien van de dossieroverdracht heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter daarom ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Uit het bovenstaande volgt dat klachtonderdelen a), c) en e) kennelijk ongegrond zijn.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Klachtonderdeel b) gaat over de door klager gestelde weigering van verweerster om (medische) stukken in te dienen.

4.5    Verweerster heeft toegelicht dat zij van klagers vorige advocaat alle dossierstukken heeft ontvangen inclusief een doos met stukken die klager zelf bij de rechtbank had ingediend en die door de rechtbank zijn teruggestuurd. Volgens verweerster heeft zij klager, voordat zij de echtscheidingszaak overnam, gezegd dat zij geen stukken zou indienen die ook klagers vorige advocaat niet had ingediend, waaronder de doos met stukken, en dat klager deze stukken op een correcte wijze moest aanleveren als hij wilde dat zij die bij de rechtbank zou indienen. Nadat zij de zaak had overgenomen, heeft klager volgens verweerster niet aangegeven dat zij nog stukken uit de doos moest indienen. Verder heeft verweerster aangevoerd dat klager steeds akkoord is gegaan met indiening van de processtukken met producties die zij in concept had opgesteld en dat klager in dat kader nimmer heeft aangegeven dat er nog (medische) stukken ontbraken.

4.6    De voorzitter kan op grond van de dossierstukken en de toelichting van verweerster niet vaststellen dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet de (medische) stukken in te dienen die klager kennelijk ingediend had willen hebben. Anders dan klager blijkbaar meent, is verweerster als advocaat niet gehouden om stukken van haar cliënt zonder meer bij de rechtbank in te dienen. Het is juist de taak van verweerster om er bij de behartiging van de belangen van klager op toe te zien dat de juiste stukken bij de rechtbank worden ingediend op een wijze die voor de rechtbank ook overzichtelijk is. Bovendien blijkt uit de dossierstukken niet dat klager verweerster heeft gevraagd om specifieke (medische) stukken in te dienen die verweerster niet al namens klager bij de rechtbank had ingediend. Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.7    Klachtonderdeel d) gaat over het niet intrekken van het verweerschrift nadat verweerster zich als advocaat had onttrokken.

4.8    Verweerster heeft toegelicht dat alle processtukken, ook het verweerschrift, na klagers goedkeuring bij de rechtbank zijn ingediend en dat een ingediend processtuk niet kan worden ingetrokken behalve als het om een verzoekschrift gaat. In dat verband heeft verweerster erop gewezen dat klager haar niet heeft gevraagd om de namens hem ingediende verzoeken in te trekken.

4.9    Gelet op de dossierstukken en de toelichting van verweerster is de voorzitter van oordeel dat verweerster geen enkel tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het niet intrekken van het verweerschrift, een processtuk dat zij na overleg met en namens klager in de echtscheidingszaak bij de rechtbank heeft ingediend. Klachtonderdeel d) is daarom eveneens kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.10    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A.E. van Oost als griffier op 17 februari 2020.

 

griffier                                                                voorzitter