Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-02-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:29
Zaaknummer
190093
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat, inhoudende dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij het verzoek van klager heeft genegeerd om, indien klager inderdaad niet de cliënt van verweerder is geweest, het door hem betaalde bedrag terug te storten. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, zodat de grieven van klager worden verworpen. De beslissing van de raad wordt bekrachtigd.
Uitspraak
BESLISSING
van 10 januari 2020
in de zaak 190093
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1. DE PROCEDURE BIJ DE RAAD VAN DISCIPLINE
1.1 De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) heeft op 25 maart 2019 uitspraak gedaan op de klacht die klager tegen verweerder heeft ingediend (zaaknummer raad: 18-889/A/A). De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. De beslissing is op de datum van de uitspraak aan partijen toegezonden.
De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2019:65.
2. DE PROCEDURE IN HOGER BEROEP BIJ HET HOF VAN DISCIPLINE
2.1 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. Het hof heeft het beroepschrift op 18 april 2019 per e-mail ontvangen.
2.2 Verder is het hof bekend met:
- het dossier van de raad;
- het verweerschrift in hoger beroep van verweerder;
- de brief met bijlagen van klager van 30 augustus 2019.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 28 oktober 2019. Klager en verweerder zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest en hebben hun standpunt toegelicht. In verband daarmee hebben klager en verweerster pleitaantekeningen overhandigd.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep relevant, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) (…);
b) het verzoek van klager om, indien klager inderdaad niet de cliënt van verweerder is geweest, het door hem betaalde bedrag terug te storten heeft genegeerd;
c) (…).
4. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
4.1 De vader van klager is in maart 2012 overleden. De vader van klager heeft klager en diens broer de aandelen in [Beheer B.V]. nagelaten.
4.2 Verweerder heeft op 30 november 2012 een declaratie gezonden aan [Beheer B.V.], ter attentie van [geadresseerde Beheer B.V.] en per adres van de op dat moment ingeschreven bestuurder van [Beheer B.V.] De declaratie had betrekking op werkzaamheden in de periode 23 oktober tot 30 november 2012.
4.3 Klager en zijn broer hebben de declaratie van verweerder voldaan.
4.4 In maart 2017 heeft klager verweerder verzocht om een toelichting op de volgens de declaratie verrichte werkzaamheden. Bij e-mail van 28 juli 2017 heeft verweerder klager onder meer geschreven:
“Naar aanleiding van het – wat mij betreft onaangename- onderhoud van 25 juli jl. het volgende:
U benadert mij als [naam klager] en vraag om informatie;
1: ik heb u tevoren nooit gesproken;
2: u bent ook mijn opdrachtgever niet en ook niet geweest;
3: de declaratie is aan de besloten vennootschap gericht.
Ik behoef u derhalve geen informatie te verstrekken; sterker nog; ik zou klachtwaardig handelen als ik dat wel zou doen. Nu u niet als cliënt aan te merken bent acht ik mij ook niet gehouden de klachtenregeling van mijn kantoor toe te zenden;”
4.5 Klager is sinds begin 2018 bestuurder van [Beheer B.V].
4.6 Op 15 mei 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
5 BEOORDELING
5.1 In hoger beroep is uitsluitend klachtonderdeel b) aan de orde. Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen ten aanzien van dit klachtonderdeel dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 maart 2019, onder nummer 18-889/A/A, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 10 januari 2020.