Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-02-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:40
Zaaknummer
19-537/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 10 februari 2020 in de zaak 19-537/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 oktober 2019 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij webformulier van 15 juni 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 19 juli 2019 met kenmerk R 2019/140 cij/mb, door de raad ontvangen op 22 juli 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 9 oktober 2019 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht vanwege tijdsverloop niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is op 9 oktober 2019 verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 21 oktober 2019, door de raad ontvangen op 24 oktober 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2019 in aanwezigheid van klager. Verweerster is, met bericht vooraf, niet ter zitting verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt en van de stukken waarop de beslissing is gegrond.
2 FEITEN
2.1 Klager is op enig moment het slachtoffer geworden van een auto-ongeluk ten gevolge waarvan hij letsel heeft opgelopen.
2.2 Klager heeft zich in of vooraf het jaar 2000 tot verweerster gewend.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de zaak van klager heeft aangenomen, terwijl zij niet gespecialiseerd was in letselschadezaken. Pas nadat verweerster geld had ontvangen heeft zij klager te kennen gegeven dat zij niet gespecialiseerd was in letselschadezaken en dat klager daarvoor een andere advocaat moest zoeken. Daarnaast heeft verweerster een (onbekend) geldbedrag van de privéverzekering van klager genomen.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich schriftelijk tegen de klacht en het verzet verweerd. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.
5 BEOORDELING
5.1 Het karakter van de procedure van verzet tegen een voorzittersbeslissing brengt met zich dat er primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in de bestreden voorzittersbeslissing. De klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn en het verzet geheel of gedeeltelijk gegrond is.
5.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht tegen verweerster terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.
5.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, R. de Haan, T. Hordijk, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2020.