Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-02-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:38
Zaaknummer
19-683/DH/DH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Geheimhouding is, zoals namens verweerster ter zitting ook is opgemerkt, een groot goed. Dat geldt niet alleen voor de geheimhouding tussen advocaat en cliënt, maar ook voor de geheimhouding die in andere gevallen is afgesproken en waarop niet alleen cliënten, maar ook hun wederpartijen moeten kunnen vertrouwen. Door in strijd met de afgesproken geheimhouding informatie over de inhoud van de mediation en de viergesprekken in het verweerschrift op te nemen en het niet getekende concept ouderschapsplan als bijlage bij het verweerschrift te voegen, heeft verweerster niet gehandeld zoals dat van een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van een waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 10 februari 2020 in de zaak 19-683/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. S.
over:
verweerster
gemachtigde: mr. D.
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 mei 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) digitaal een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 2 oktober 2019 met kenmerk K111 2019 ar/sh, door de raad ontvangen op 4 oktober 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2020 in aanwezigheid van klager en verweerster, bijgestaan door hun gemachtigden. Aan de zijde van verweerster zijn een pleitnota en spreekaantekeningen overgelegd.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het van de deken ontvangen dossier en van de bij e-mail van 10 januari 2020 door verweerster ingediende aanvullende stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is met zijn ex-partner verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster staat de ex-partner van klager bij.
2.2 Klager en zijn ex-partner hebben een minderjarige dochter (hierna: de minderjarige dochter). De verdeling van de zorg voor de minderjarige dochter is in 2016 in het kader van mediation vastgelegd in een concept ouderschapsplan (hierna: het concept ouderschapsplan). Klager heeft dit concept ouderschapsplan niet voor akkoord getekend. In verband met de mediation is geheimhouding afgesproken over de inhoud van de mediation en over het tijdens de mediation opgestelde concept ouderschapsplan.
2.3 In 2018 hebben viergesprekken tussen klager, klagers advocaat, klagers ex-partner en verweerster plaatsgevonden. Tijdens de viergesprekken is geheimhouding over de inhoud afgesproken.
2.4 In verband met een door klager gestarte procedure over de zorgverdeling heeft verweerster – kort gezegd – een verweerschrift met een zelfstandig verzoek (hierna: het verweerschrift) naar de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) en de advocaat van klager gestuurd.
2.5 Op 3 mei 2019 heeft de rechtbank het verweerschrift ontvangen en gestempeld.
2.6 Op 8 mei 2019 heeft de advocaat van klager het verweerschrift ontvangen.
2.7 Verweerster heeft in het verweerschrift opgenomen tot welke uitbreiding van de zorgverdeling haar cliënte bereid zou zijn ten opzichte van de zorgverdeling zoals deze was opgenomen in het concept ouderschapsplan. Als bijlage bij het verweerschrift heeft verweerster het concept ouderschapsplan overgelegd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) het op 3 mei 2019 bij de rechtbank ingediende verweerschrift niet ook per gelijke post aan klagers advocaat heeft verzonden, waardoor klagers advocaat dit stuk pas op 8 mei 2019 heeft ontvangen;
b) de rechtbank in het verweerschrift in strijd met de afgesproken geheimhouding heeft geïnformeerd over de inhoud van de mediation en de viergesprekken en zij het concept ouderschapsplan als bijlage bij het verweerschrift heeft overgelegd.
3.2 De raad zal de stellingen die klager in het kader van de klachtonderdelen naar voren heeft gebracht hierna, waar nodig, bij de beoordeling bespreken.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. In dat verband heeft verweerster – kort gezegd – betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.2 De raad zal het door verweerster inhoudelijk gevoerde verweer hierna, waar nodig, bij de beoordeling bespreken.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 De raad stelt op basis van de dossierstukken en de ter zitting afgelegde verklaringen vast dat het verweerschrift niet gelijktijdig bij de rechtbank en de advocaat van klager is aangekomen. De raad acht aannemelijk dat daarbij geen sprake was van kwade wil van verweerster en dat het de bedoeling van verweerster was dat het verweerschrift gelijktijdig bij de rechtbank en klagers advocaat zou worden bezorgd. Nadat bleek dat het verweerschrift niet gelijktijdig was aangekomen heeft verweerster haar excuses aangeboden, getracht te achterhalen wat er verkeerd was gegaan en maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren. Hoewel verweerster verantwoordelijk is voor de wijze waarop zij het verweerschrift heeft laten bezorgen en de controle van verweerster op de postbezorging door het door haar ingeschakelde bedrijf wellicht beter had gekund, is de raad van oordeel dat zij van de niet gelijktijdige bezorging van het verweerschrift geen tuchtrechtelijk verwijt als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet kan worden gemaakt. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.2 Verweerster geniet als advocaat van klagers wederpartij een ruime mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat in het algemeen niet behoeft af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal klachtonderdeel b) met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.3 De raad is van oordeel dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van haar cliënte heeft overschreden door in het verweerschrift informatie over de mediation en de viergesprekken op te nemen en door het tijdens de mediation opgestelde, door klager niet getekende concept ouderschapsplan als bijlage bij het verweerschrift te voegen. Dat daarbij geen sprake is van citeren uit vertrouwelijke besprekingen, zoals verweerster heeft benadrukt, maakt dit oordeel niet anders. Geheimhouding is, zoals namens verweerster ter zitting ook is opgemerkt, een groot goed. Dat geldt niet alleen voor de geheimhouding tussen advocaat en cliënt, maar ook voor de geheimhouding die in andere gevallen is afgesproken en waarop niet alleen cliënten, maar ook hun wederpartijen moeten kunnen vertrouwen. Dat verweerster het, gelet op de (proces)houding van klager, in het belang van haar cliënte achtte om toch informatie over de besproken zorgverdeling in het verweerschrift op te nemen en het door klager niet getekende concept ouderschapsplan over te leggen – waarvan verweerster schriftelijk aangeeft achteraf in te zien dat zij anders had moeten handelen, maar ter zitting voet bij stuk heeft gehouden – maakt het oordeel van de raad ook niet anders. Verweerster had de overeengekomen geheimhouding, ondanks haar irritatie over klagers houding, niet mogen schenden. De door verweerster opgeworpen vraag of klager door de schending van de geheimhouding in zijn belangen is geschaad, is naar het oordeel van de raad in dit kader niet van belang. Feit blijft dat verweerster, door de afgesproken geheimhouding over de inhoud van de mediation, de viergesprekken en het concept ouderschapsplan toch te schenden, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en daarmee het vertrouwen in de advocaat heeft geschaad. Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Door in strijd met de afgesproken geheimhouding informatie over de inhoud van de mediation en de viergesprekken in het verweerschrift op te nemen en het niet getekende concept ouderschapsplan als bijlage bij het verweerschrift te voegen, heeft verweerster niet gehandeld zoals dat van een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Gelet op de ernst van deze tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen en de afwezigheid van een tuchtrechtelijk verleden van verweerster acht de raad de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem vergoeden.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,00 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,00 kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 750,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 500,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A. Schaberg en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2020.