Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:18

Zaaknummer

190212

Inhoudsindicatie

Intrekking klacht. Geen bezwaren van de deken. Raadsbeslissing vernietigd.

Uitspraak

BESLISSING

van 10 januari 2020

in de zaak 190212

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 8 juli 2019 de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 19-236/A/A en aan partijen toegezonden op 8 juli 2019. In deze beslissing is klachtonderdeel a) gegrond en klachtonderdeel b) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld in de betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager, de reiskosten van klager van € 50,- en de proceskosten van € 750,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten en € 500,- aan de Staat. 

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2019:142.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van verweerder tegen deze beslissing is op 5 augustus 2019 ontvangen door de griffie van het hof. Het beroepschrift van klager tegen deze beslissing is op 6 augustus 2019 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    het bericht met bijlagen van 10 augustus 2019 van klager;

-    de brief van 7 augustus 2019 van klager;

-    het verweerschrift van 12 september 2019 van verweerder. 

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 november 2019, waar zijn verschenen klager en verweerder met zijn gemachtigden, mr. E.H.G. Londeman en mr. Y.M. van Vliet, beiden advocaat te Amsterdam.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij te kort is geschoten in de rechtsbijstand die hij heeft verleend in de zaak die klager in behandeling heeft gegeven;

b)    het kantoor van verweerder op 24 september 2018 nog geen klachtenprocedure/klachtregeling op de website had staan en de klachtenprocedure/klachtregeling na ontvangst van de klacht ook niet op een andere wijze aan klager bekend is gemaakt. Daarnaast is onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij het behandelen van de klacht van klager.

 

4    BEOORDELING

4.1    Na de mondelinge behandeling van de zaak door het hof heeft zowel klager als verweerder het hof bericht dat partijen tot een minnelijke regeling zijn gekomen en heeft klager op 21 november 2019 de klacht tegen verweerder ingetrokken. Het hof heeft vervolgens de deken gevraagd of hij de klacht wenst voort te zetten om redenen van algemeen belang. De deken heeft bij bericht van 5 december 2019 laten weten geen voortzetting van de klacht te wensen.

4.2    Naar het oordeel van het hof zijn in deze zaak geen omstandigheden aanwezig die voortzetting als bedoeld in artikel 47a jo. 57 Advocatenwet vergen. Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van 8 juli 2019 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 19-236/A/A;

- verstaat dat op de klacht niet hoeft te worden beslist.

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. H. van Loo, W.A.M. van Schendel, L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2020.

 

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 10 januari 2020.