Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-02-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2020:12
Zaaknummer
19-727/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Hoewel van de advocaat meer duidelijkheid over zijn rol als advocaat en de daar bijbehorende kosten had mogen worden verwacht, valt hem gelet op de rol van zijn cliënt –late betaling van (voorschot) declaraties en zijn herhaalde opdrachten tot enerzijds het sluiten van het dossier en anders verzoeken om nadere informatie over zijn slagingskansen- tuchtrechtelijk geen verwijtbaar nalatig handelen te verwijten.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch
van 3 februari 2020
in de zaak 19-727/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 6 februari 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Per email aan de raad van 23 oktober 2019 met kenmerk K19-020, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2019 in aanwezigheid van klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de email van de deken van 23 oktober 2019, met bijlagen
- de brief van verweerder d.d. 6 december 2019, met bijlagen;
- de email van klager d.d. 13 december 2019, met bijlagen
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in de periode van 19 april 2018 – 9 januari 2019 inzake een huurkwestie. Klager heeft zich per email van 19 april 2018 tot verweerder gewend. Hij verzocht hem te berichten over de slagingskansen en de kosten inzake een terugvordering van de door hem namens X betaalde huurpenningen van in totaal € 9.243,22 en de door klager betaalde borg van € 9.890,00.
2.2 Op 19 juli 2018 heeft een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft op 19 april 2018 een opdrachtbevestiging aan klager toegezonden en een voorschot van € 500,00 in rekening gebracht, welke bedrag op 18 mei 2018 door klager is voldaan.
2.3 De advocaat van de wederpartij van klager heeft klager op 28 mei 2018 gesommeerd de door hem gehuurde ruimte te ontruimen. Op 29 mei 2018 heeft telefonisch overleg tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft dit gesprek per email van 29 mei 2018 bevestigd. Verweerder schreef het volgende : “Zoals zojuist telefonisch besproken, ontvang ik van jou graag de volgende stukken (…….). Zoals besproken, zal ik contact opnemen met (advocaat-verhuurder) om ervoor te zorgen dat jij binnen twee weken na heden jouw spullen kunt ophalen. Verder zal ik aanspraak maken op terugbetaling van de borg. Richting (X) zal ik de door jou voor dit bedrijf betaalde (huur)bedragen terugvorderen.”
2.4 Verweerder heeft per email van 1 juni 2018 om 10: 53 uur een factuur voor zijn werkzaamheden in de periode van 19 april – 30 mei 2018 verzonden. Klager schreef per email van 1 juni 2018 om 11:04 uur : “Dossier graag per direct tot nader order sluiten”
2.5 Klager schreef per email van 4 juni 2018 het volgende aan verweerder : “Voor de goede orde, ik ga er van uit dat deze email buiten een eventuele declaratie valt . Ik heb je 19-4 gevraagd om mijn positie te bezien inzake (X / verhuurder). Ik was, n.a.v. eerdere correspondentie, in de veronderstelling dat het voorzien van advies ‘een paar uur’ zou kosten. De teller staat nu op 6 uur, ik had verwacht bericht te krijgen als de teller ‘een paar uur’ of mijn voorschot zou overschrijden. (Ik ben mij ervan bewust dat er enige ongemakken tussen door zijn gekomen.) Vandaar de concrete vragen (…..)” Klager verzocht verweerder vervolgens hem te infomeren over zijn positie, zijn slagingskans en de kosten ingeval van een procedure in en buiten rechte.
2.6 Klager heeft verweerder per email van 5 juni 2018 verzocht de advocaat van de wederpartij te informeren over de voorlopige sluiting van het dossier.
2.7 Klager heeft per email van 12 juni 2018 om 7.30 uur een email van de advocaat van de wederpartij aan de advocaat van een medehuurder, met daarin een voorstel tot een minnelijke regeling, aan verweerder toegezonden. Hij scheef het volgende : “Ik ontkom er niet aan om onderstaande email door te sturen. Ik ben inhoudelijk niet betrokken bij dit voorstel.” Verweerder heeft per e-mail van 12 juni 2018 om 9:22 uur geschreven dat klager niet gehouden kon worden aan een regeling waar hij niet bij betrokken was, maar dat het er op leek dat hij de borg kwijt was, indien de regeling werd geaccepteerd. Hij verzocht klager telefonisch contact op te nemen. Verweerder heeft per email van 12 juni 2018 om 10.57 uur aan de advocaat van de medehuurder bevestigd dat zij hadden afgesproken dat hij het contact met de verhuurster zou verzorgen, maar dat hij verweerder wel op de hoogte zou houden. Verweerder gaf voorts aan dat klager zich alleen aan een minnelijke regeling kon conformeren, indien afspraken werden gemaakt over de restitutie van de door hem betaalde borg van € 9.890,-. Verweerder heeft voormelde afspraken per email van 12 juni 2018 om 10.58 uur aan klager bevestigd.
2.8 Klager heeft per email van 13 juni 2018 aan verweerder geschreven dat hij alleen bereid was om een financiële bijdrage te doen (onder verrekening) indien hij daarmee de door hem betaalde borg terug kreeg en er duidelijkheid zou komen over de openstaande lening aan X.
2.9 Verweerder heeft per email van 28 juni 2018 om 11:44 uur een factuur voor zijn werkzaamheden in de periode van 1–25 juni 2018 aan klager verzonden. Klager schreef per email van 28 juni 2018 om 13:10 uur het volgende “Ik ontving vandaag een factuur. De teller staat nu op 10 uur of € 1.630,00. Er gebeurt nu wat ik op 4 juni 2018 aangegeven heb te willen voorkomen. Zonder strategie loopt iedereen elkaar te bellen en mailen in eigen belang., ik krijg de factuur en kom zelf geen steek verder.” Klager verzocht voorts hem te informeren over de strategie, of hij zijn borg terug kreeg en over zijn kansen in een procedure. Klager schreef per email van 28 juni 2018 om 13:21 uur het volgende “Per direct sluiten!!! Heb ik u 1-6-2018 al gevraagd.“
2.10 Klager heeft zich er per email van 10 juli 2018 over beklaagd dat verweerder bij zijn declaratie van 28 juni 2018 onnodige werkzaamheden in rekening had gebracht terwijl klager nog steeds geen concreet advies en begroting had ontvangen.
2.11 Op 16 juli 2018 heeft een bespreking op kantoor van verweerder plaatsgevonden. Tussen partijen werd afgesproken dat klager de factuur van 28 juni 2018 zou voldoen en dat verweerder geen kosten in rekening zou brengen voor zijn werkzaamheden in het kader van een minnelijk traject, waaronder begrepen het verzenden van een sommatie om de door klager betaalde borg gerestitueerd te krijgen. Verweerder heeft de op 16 juli 2018 gemaakte afspraken per email van 17 juli 2018 als volgt bevestigd : “(….) Wij hebben gisteren gesproken over de tijdsbesteding door mij en de openstaande declaraties. Jij hebt toegezegd voor betaling te zullen zorgdragen. Op mijn beurt zal ik geen kosten in rekening brengen voor mijn nog uit te voeren werkzaamheden in het kader van een minnelijk traject -waaronder begrepen het verzenden van een sommatie- om jouw borg gerestitueerd te krijgen. Mocht blijken dat de wederpartij niet vrijwillig terug betaalt en een gerechtelijke procedure noodzakelijk is om terugbetaling te verkrijgen, dan zullen we weer contact hebben om te bezien of de zaak vervolgd wordt en op welke wijze ik je in de procedure kan bijstaan.(…..) “
2.12 Klager heeft de factuur van 28 juni 2018 op 10 augustus 2018 voldaan.
2.13 Verweerder schreef per email van 15 augustus 2018 om 13:49 uur het volgende aan klager : “Na wat eerdere contacten , ontving ik afgelopen maandag deze email. Ze willen jou dus wel iets terugbetalen, maar niet alles. Graag jouw reactie. Ik ben overigens vanaf morgen op vakantie. In de week van 27 augustus kan ik de kwestie weer verder oppakken”.
2.14 Klager schreef per email van 15 augustus 2018 om 15:04 aan verweerder het volgende : “Ik heb geen overeenkomst met ze om bij te dragen in opruim en herstel kosten. Heb jij de sommatie brieven reeds verzonden?”. Klager heeft zich per email van 15 augustus 2018 om 21:22 uur bij een kantoorgenoot van verweerder beklaagd over verweerder.
2.15 De gemachtigde van verweerder heeft per email van 17 september 2018 aan de advocaat van de medehuurder bericht dat hij de zaak van verweerder had overgenomen. Hij schreef dat klager niet akkoord ging met het voorstel. De advocaat van de medehuurder antwoordde hierop dat klager eerder met de regeling akkoord was gegaan. De gemachtigde van verweerder heeft per email van 18 september 2018 geantwoord dat klager enkel een en ander op zijn beloop had gelaten, maar dat hij nooit akkoord was gegaan met de regeling.
2.16 In november en december 2018 heeft in de zaak van klager meermaals emailcorrespondentie met en door (de gemachtigde van) verweerder plaatsgevonden.
2.17 Verweerder heeft vanaf 1 juli 2018 geen werkzaamheden meer bij klager in rekening gebracht.
2.18 Klager heeft per email van 9 januari 2019 aan verweerder verzocht het dossier te sluiten en de verzonden declaraties te crediteren.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder geen begroting van de kosten heeft gemaakt en geen informatie over de slagingskans en strategie heeft verstrekt;
2. verweerder ondanks het verzoek daartoe van klager het dossier niet heeft gesloten;
3. verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld;
4. de door verweerder uitgevoerde werkzaamheden de positie van klager hebben verslechterd;
5. de communicatie en afstemming gebrekkig waren.
De raad heeft onderdeel 3 van de klacht ambtshalve als volgt aangevuld:
Klachtonderdeel 3:
Verweerder heeft onvoldoende voortvarend gehandeld, althans hij heeft de redenen waarom geen sommatie zou worden verstuurd en de afspraken die daaromtrent met de cliënt zijn gemaakt niet schriftelijk vastgelegd.
Partijen hebben zich ter zitting akkoord verklaard met de formulering en de ambtshave aanvulling van de klacht door de voorzitter
Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:
3.2 Op 4 juni 2018 heeft klager, nadat hij een declaratie voor 6 uur had ontvangen, verzocht om een concreet advies en een begroting van de kosten. Ook op 28 juni en 10 juli 2018 heeft klager om een advies en een begroting gevraagd. Deze heeft klager niet ontvangen.
3.3 Op 1 respectievelijk 5 juni 2018 heeft klager verweerder verzocht het dossier te sluiten respectievelijk dit aan de wederpartij kenbaar te maken. Nadat via de advocaat van de wederpartij was gebleken dat verweerder de wederpartij niet als zodanig had bericht, heeft klager hem op 28 juni 2018 nogmaals verzocht het dossier te sluiten.
3.4 Verweerder heeft geen sommaties verstuurd en de zaak is niet voortvarend aangepakt, waardoor de casus steeds complexer werd. Klager heeft veel verzoeken aan verweerder gedaan om de vorderingen kenbaar te maken aan de wederpartijen en te informeren naar de gronden waarop de wederpartijen zich beroepen om niet aan de vordering van klager te voldoen.
3.5 De uitgevoerde werkzaamheden op 29 mei 2018 zijn uitgevoerd als gevolg van een onverwachte ontruiming, maar de noodzaak van die werkzaamheden vindt zijn oorsprong in het uitblijven van een adequate reactie richting de wederpartij.
3.6 Verweerder heeft herhaaldelijk niet inhoudelijk en constructief op contact- en terugbelverzoeken van klager gereageerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft klager naar eer en geweten bijgestaan. De door klager geschetste eenvoudige zaak, bleek geen eenvoudige zaak te zijn. Hierdoor heeft verweerder eerst de juridische positie van klager moeten bepalen om vervolgens een plan van aanpak op te stellen. Bijkomende kwestie was dat de verhuurder de sloten had vervangen, waardoor klager niet over zijn aan hem in eigendom toebehorende goederen kon beschikken. Verweerder heeft klager op 29 mei 2018 hierover telefonisch gesproken. Verweerder heeft toen werkzaamheden verricht waardoor het uiteindelijk is gelukt dat klager zijn eigendommen heeft kunnen ophalen. Het is dan ook niet juist dat de behandeling van de zaak geen resultaat heeft opgeleverd.
4.2 Klager heeft zelf onduidelijkheid gecreëerd. Hij heeft na ontvangst van de eerste factuur van 1 juni 2018 verzocht om het dossier te sluiten, waarna het verzoek is gekomen om de werkzaamheden toch weer te hervatten. Klager heeft diverse keren rechtstreeks contact opgenomen met de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft klager gelet op de onduidelijke communicatie op 16 juli 2018 uitgenodigd voor een gesprek. Klager heeft op 10 augustus 2018 de factuur van 28 juni betaald en kort daarna contact opgenomen met een kantoorgenoot van verweerder. Het leek toen niet nodig om de op 16 juli 2018 besproken sommatie te verzenden.
4.3 In de maanden november en december 2018 is veelvuldig contact tussen klager en verweerder geweest. Klager gaf te kennen zelf in overleg met de wederpartij te zullen treden om een minnelijke regeling te betrachten. Verweerder heeft hierover op 9 november 2018 met klager gecommuniceerd.
4.4 Verweerder heeft klager herhaaldelijk gewezen op de kosten, slagingskans en strategie. Verweerder was steeds bereikbaar voor klager. Hij heeft alle mails binnen een redelijke termijn beantwoord en heeft klager binnen een redelijke termijn teruggebeld. Er heeft regelmatig communicatie en afstemming met klager plaatsgevonden.
4.5 De reden dat geen sommatie is verzonden, houdt verband met het feit dat klager zelf contact had opgenomen met de advocaat van een medehuurder, die op zijn beurt in overleg is getreden met de advocaat van de verhuurder over een minnelijke regeling. Verhuurder en de andere huurders zijn van oordeel dat een minnelijk regeling is getroffen, waar ook klager aan gebonden zou zijn. Hierover is gediscussieerd, waardoor verweerder geen sommatie heeft verzonden. Klager achtte zich niet gebonden aan de regeling. Dit is door een kantoorgenoot van verweerder bericht aan de advocaten van de verhuurder en de medehuurder.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen
Ad onderdeel 1
5.2 Vast staat dat verweerder op 19 april 2018 een opdrachtbevestiging aan klager heeft toegezonden, met daarin vermeld het uurtarief dat door verweerder in rekening gebracht zou worden. Tijdens het intakegesprek was de terugvordering van de door klager ten behoeve van een derde betaalde huurpenningen en de door klager betaalde borgsom aan de orde. De ontruimingskwestie was op dat moment nog niet aan de orde. De raad stelt vast dat nadat de opdrachtbevestiging aan klager is toegezonden en het voorschot door klager is betaald door de ontruimingskwestie van 29 mei 2018 de aard van de werkzaamheden is veranderd. Verweerder heeft per email van 29 mei 2018 aan klager het plan van aanpak ten aanzien van de ontruimingskwestie aan klager bericht. Verweerder heeft op 1 juni 2018 zijn werkzaamheden t/m 30 mei 2018 bij klager in rekening gebracht. Direct na ontvangst van de factuur heeft klager verweerder opdracht gegeven het dossier tot nader order te sluiten. De raad stelt vast dat klager tot 18 mei 2018 heeft gewacht met betaling van het voorschot. Hierna heeft verweerder het dossier bestudeerd en is de ontruimingskwestie er tussendoor gekomen. Hoewel het op de weg van verweerder lag om klager te informeren over de te verwachten kosten, diende hij eerst in de gelegenheid te worden gesteld om het dossier te bestuderen om tot een reële kostenbegroting te kunnen komen. Nu klager zelf heeft gewacht tot 18 mei 2018 met betaling van het voorschot, de aard van de werkzaamheden door de ontruimingskwestie wijzigden en klager reeds op 1 juni 2018 aan verweerder de opdracht gaf zijn werkzaamheden te staken, valt verweerder onder voormelde omstandigheden van het ontbreken van een kostenbegroting en een inschatting van de slagingskans en de verdere aanpak tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.
Ad onderdeel 2
5.3 Vast staat dat klager per e-mails van 1 en 28 juni 2018 aan verweerder heeft verzocht het dossier –voorlopig- te sluiten. Desalniettemin heeft klager zich per e-mails van 4, 12 en 13 juni 2018 tot verweerder gewend betreffende de inhoudelijke behandeling van zijn zaak. Ook in de mails van 28 juni 2018 heeft klager zelf onduidelijkheid in het leven geroepen over de gewenste voortgang van de werkzaamheden van verweerder. Enerzijds verzocht klager verweerder om 13.11 uur om hem nader te infomeren over de slagingskansen in zijn zaak en anderzijds herhaalde klager per email van 13: 21 uur zijn opdracht om tot sluiting van het dossier over te gaan. De raad begrijpt dat klager van verweerder verlangde dat hij hem kosteloos zou informeren over zijn slagingskansen en dat klager daarna zou beslissen of hij verweerder opdracht zou verstrekken om het dossier weer te openen. Klager miskent hiermee dat ook de werkzaamheden die leiden tot het geven van een advies over de slagingskansen en de te verwachten kosten, behoren tot de werkzaamheden van de advocaat, die bij de cliënt in rekening kunnen worden gebracht. Hoewel verweerder, zoals hij ter zitting zelf ook naar voren heeft gebracht, er verstandig aan had gedaan om de opdracht om over te gaan tot sluiting van het dossier te bevestigen en bij de eerstvolgende e-mails van klager duidelijkheid te scheppen over de (kosten van de) voortgang van zijn werkzaamheden, valt hem gelet op de inhoud van de e-mails van klager en de daarmee door klager zelf in het leven geroepen onduidelijkheid over de gewenste voortgang van de werkzaamheden door verweerder, hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel 2 is ongegrond.
Ad onderdeel 3
5.4 De raad stelt vast dat verweerder per e-mails van 29 mei en 17 juli 2018 aan klager heeft bericht hoe de zaak door hem zou worden aangepakt. Vast staat dat verweerder op 16 juli 2018 heeft toegezegd de sommaties aan de wederpartijen te zullen toezenden, nadat de openstaande declaratie van 28 juni 2018 door klager zou zijn voldaan. De raad stelt vast dat klager vervolgens tot 10 augustus 2018 heeft gewacht met betaling van voormelde declaratie. Verweerder heeft vervolgens op 15 augustus 2018 een op 13 augustus 2018 van de wederpartij ontvangen mail aan klager doorgezonden. Vervolgens heeft klager zich op 15 augustus 2018 per email bij een kantoorgenoot van verweerder over het optreden van verweerder beklaagd. De raad is gelet op voormeld tijdsverloop van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk niet valt te verwijten dat hij onder voormelde omstandigheden (nog) geen sommaties aan de wederpartijen van klager had verzonden.
Ad onderdeel 4
5.5 De raad kan op grond van de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vaststellen dat de door verweerder verrichte werkzaamheden hebben geleid tot een verslechtering van de positie van klager. Het vierde onderdeel van de klacht is ongegrond.
Ad onderdeel 5
5.6 Uit de aan de raad overgelegde stukken is het beeld naar voren gekomen dat partijen over en weer onduidelijkheid hebben laten bestaan over de wensen en verwachtingen ten aanzien van het optreden van verweerder. Hoewel verweerder er naar het oordeel van de raad verstandig aan had gedaan duidelijkheid te scheppen over zijn optreden als advocaat van klager, valt hem, gelet op de onduidelijkheid die klager zelf middels zijn e-mails heeft veroorzaakt, tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het vijfde onderdeel van de klacht is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;
Aldus beslist door mr. C.A. M. de Bruijn , voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal , als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2020.
Griffier Voorzitter