Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:6

Zaaknummer

200012

Inhoudsindicatie

Art. 13-beklag.  In de bodemprocedure van klager tegen de Stichting is reeds een bezoekregeling van klager aan zijn zuster overeengekomen. Klager heeft niet voldoende gemotiveerd waarom dit aanleiding was tot verder procederen. Verder heeft klager onvoldoende informatie gegeven aan de deken over de aard en de grondslag van de schadevergoeding die klager van de stichting vorderde. Tot slot is het hof niet gebleken dat klager zelf pogingen heeft ondernomen een advocaat te vinden. Beklag afgewezen.

Uitspraak

BESLISSING                           

van 27 januari 2020

in de zaak 200012

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

mr. A.B. van Rijn

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 17 januari 2020. Per e-mail van 17 januari 2020 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag (met bijlagen) is op 17 januari 2020 binnengekomen op de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

- de e-mails van 21 en 22 januari 2020 van klager met bijlagen.

2.3    Gelet op de urgentie voor klager bij duidelijkheid over zijn beklag in verband met een lopende procedure, heeft het hof besloten geen reactie van de deken op het beklag te vragen en op basis van de nu voorhanden stukken in raadkamer op het beklag te beslissen.

    

3    FEITEN

    Het volgende is komen vast te staan:

3.1    Klager heeft de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen die voor klager kan optreden in een procedure die namens hem aanhangig is gemaakt bij de rechtbank Den Haag tegen [naam verpleeghuis] (hierna: het verpleeghuis). Voor deze procedure is bijstand door een advocaat voorgeschreven. Klager werd bijgestaan door [naam advocaat 1]. Klager vordert in deze procedure opheffing van het pand- en toegangsverbod voor het verpleeghuis waar zijn zuster verblijft alsmede een schadevergoeding. [Naam advocaat 1] heeft zich onttrokken aan de zaak. In verband met deze onttrekking kon de geplande comparitie op

7 januari 2020 niet doorgaan. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol van 22 januari 2020 voor advocaatstelling aan de zijde van klager en er is een nieuwe datum voor de comparitie is bepaald op 30 januari 2020 om 9.30 uur.

3.2    De deken heeft – kort gezegd – het verzoek tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet om drie redenen afgewezen:

a. klager heeft onvoldoende belang bij zijn vordering;

b. het is aan de eigen opstelling van klager te wijten dat [naam advocaat 1] zich heeft onttrokken;

c. klager heeft zich onvoldoende ingespannen om zelf een advocaat te vinden.

3.3    Klager meent dat de deken art. 8 EVRM schendt. De deken legt stellingen van

[naam advocaat 1] vast die onjuist zijn en probeert hem tegen te werken, omdat hij de deken eerder heeft aangeklaagd. Advocaten willen in dit soort gevallen geen

zaken overnemen, omdat zij allereerst het geld (het hof begrijpt: de toevoegingsvergoeding) moeten delen en bovendien te weinig (voorbereidings)tijd hebben. Het Juridisch loket helpt ook niet. [Naam advocaat 1] heeft zich onttrokken aan de zaak “alleen op beschuldiging van bepaalde onjuiste daden dat ik de wederpartij beschuldig van bepaalde onjuiste daden en alleen om zorginstelling te kunnen helpen en mijn zaak laten in mijn nadeel aflopen.”, aldus klager.

 

4    BEOORDELING

4.1    In artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet is bepaald dat een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, aan de deken kan vragen hem een advocaat aan te wijzen. In lid 2 van dit artikel is vervolgens bepaald dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Volgens vaste jurisprudentie van het hof kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure die de rechtzoekende wil beginnen, geen redelijke kans van slagen heeft.

4.2    De stukken zoals ter kennis gebracht aan het hof leiden niet tot andere gevolgtrekkingen dan in de bestreden beslissing van de deken weergegeven. De deken heeft onbetwist gesteld dat de wederpartij in de bodemprocedure, het verpleeghuis, heeft aangegeven dat klager zijn zuster wekelijks mag bezoeken in de openbare ruimte van het verpleeghuis mits hij dit minimaal 24 uur van te voren aankondigt. Het lag op de weg van klager om in zijn beklag aan te voeren waarom deze opstelling van de wederpartij aanleiding geeft tot (verder) procederen met enige kans op succes. Ook had klager nadere informatie moeten geven over de aard en grondslag voor een schadevergoeding. Dat heeft hij nagelaten. Verder begrijpt het hof dat de advocaat [naam advocaat 1] zich heeft onttrokken aan de zaak, omdat klager hem ervan beschuldigde dat hij de belangen van de wederpartij behartigde in plaats van klagers belangen. Het had op de weg van klager gelegen dit verwijt richting zijn voormalig advocaat met enige feiten en omstandigheden nader te onderbouwen. Ook dat heeft hij nagelaten. In zoverre heeft het hof er ook begrip voor dat de deken klager voorhoudt dat het aan diens eigen opstelling te wijten is dat hij nu geen advocaat meer heeft. Tot slot is het hof niet gebleken dat klager enige inspanningen heeft verricht om zelf een advocaat te vinden en er kennelijk van uit is gegaan dat advocaten zijn zaak niet zullen willen overnemen. Klager miskent dat de aanwijzingsbevoegdheid van de deken een vangnetvoorziening is, die pas in werking treedt als de rechtzoekende eerst zelf (aantoonbare) initiatieven heeft genomen om een advocaat te vinden.

4.3    De deken is daarom op juiste gronden tot zijn besluit gekomen. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

  

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 17 januari 2020 ongegrond.

 

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2020.

griffier    voorzitter   

De beslissing is verzonden op 27 januari 2020.