Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:6

Zaaknummer

19-864 DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft standpunt van zijn cliënte verwoord en daarbij de gesns die hem vrijstond niet overschreden. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 27 januari 2020

in de zaak 19-864/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

 

                       verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 20 december 2019 met kenmerk K19-089 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Verweerder treedt op als raadsman van de GGD ZL. Tussen klager en de GGD ZL is in 2009 een geschil ontstaan. Klager heeft tegen vijf artsen een tuchtrechtelijk procedure aanhangig gemaakt en tegen een van de artsen tevens een civielrechtelijke procedure.

1.2     Klager heeft zich in 2017 met een verzoek voor een WMO-voorziening (aanbrengen van een traplift)   tot de gemeente X gewend. De gemeente X heeft vervolgens de GGD ZL verzocht een medisch onderzoek bij klager te verrichten. Verweerder heeft bij brief van 6 oktober 2017 namens de GGD ZL aan klager bevestigd en uitgelegd op grond waarvan de GGD ZL had besloten de opdracht van de gemeente X niet te aanvaarden.

1.3     Verweerder heeft de GGD ZL bijgestaan in de door klager aanhangig gemaakte procedure bij de Geschillencommissie en namens de GGD ZL verweer gevoerd tegen de door klager ingediende klachten. De geschillencommissie heeft zich onbevoegd verklaard.

 

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder bewust gebruik heeft gemaakt van onjuiste gegevens;

2.    verweerder niet de zorg jegens klager als wederpartij in acht heeft genomen die een behoorlijk handelend advocaat betaamt.

 

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

 

2.2       Verweerder heeft valsheid in geschriften gepleegd, bewijsmateriaal achtergehouden , klager het recht ontnomen om te klagen, de AVG overtreden, de waarheid achtergehouden alsmede bewust getracht deze te verdoezelen. Verweerder heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan smaad en laster.

 

3          VERWEER

3.1     Verweerder betwist de verweten gedragingen te hebben verricht. Verweerder heeft op een professionele en zorgvuldige wijze de belangen van zijn cliënte behartigd.

3.2     Verweerder heeft zijn brief van 6 oktober 2017 opgesteld aan de hand van de door zijn cliënte verstrekte informatie. Verweerder is in de procedure bij de geschillencommissie op verzoek van de GGD ZL dieper ingegaan op de achtergrond van de zaak. Verweerder heeft in deze procedure beslissingen in eerdere tuchtrechtelijke procedures overgelegd, omdat klager in zijn klacht stelde dat de GGD ZL diverse tuchtrechtelijke procedures had verloren. Uit de uitspraken bleek dat de stelling van klager onjuist was. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift niet nodeloos grievend uitgelaten.

3.3     Verweerder heeft de diverse stellingen met bewijsstukken onderbouwd. Het verweerschrift is door de GGD ZL beoordeeld en geaccordeerd. Verweerder heeft in zijn verweer de waarheid niet verdraaid of verdoezeld. Er is geen bewijsmateriaal achtergehouden. Verweerder heeft geen valsheid in geschriften gepleegd en er is geen sprake van smaad/laster. Verweerder heeft aan de hand van (openbare) bewijsstukken aan de Geschillencommissie Zorg trachten duidelijk te maken op basis waarvan de GGD ZL zichzelf niet in staat achtte om medische keuringen bij klager te verrichten.

3.4     Uit de door klager overgelegde bijlagen kan niet worden afgeleid dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan de hem door klager verweten gedragingen.

 

4          BEOORDELING

4.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2     De ernstige verwijten die klager verweerder maakt zijn niet uit de aan de raad overgelegde stukken gebleken. Verweerder heeft in diverse procedures steeds de belangen van zijn cliënte behartigd en het standpunt van zijn cliënte verwoord. Verweerder mocht daarbij afgaan op de van zijn cliënte verkregen informatie. Dat klager zich niet kon verenigen met de door verweerder namens zijn cliënte ingenomen standpunten en zich mogelijk daardoor gegriefd heeft gevoeld, betekent niet dat verweerder de grens die hem als advocaat van de wederpartij jegens klager vrijstond heeft overschreden. Voor zover klager zich niet met de door verweerder verwoorde standpunten kon verenigen lag het op de weg van klager om zich daartegen in de gerechtelijke procedures te verweren. Op grond van de aan de raad overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad noch dat verweerder zich jegens klager nodeloos grievend heeft uitgelaten.

4.3     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans – van Opstal, als griffier op 27 januari 2020.

 

 

Griffier                                                                   Voorzitter