Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:18
Zaaknummer
18-835
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 januari 2020
in de zaak 18-835
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 februari 2019 op de klacht van:
klager
klaagster
hierna samen ook: klagers
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 19 maart 2018 hebben klagers bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. Bij verwijzingsbeslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 23 maart 2018 is de klacht voor onderzoek naar de deken Midden-Nederland (hierna: de deken) verwezen.
1.2 Bij brief aan de raad van 26 oktober 2018 met kenmerk 18-0102/FH/sd, door de raad ontvangen op 29 oktober 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 25 februari 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 25 februari 2019 aan klagers verzonden.
1.4 Bij brief van 27 maart 2019, door de raad ontvangen op 29 maart 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2019 in aanwezigheid van klagers. Van de behandeling is op verzoek van klagers proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gegrond, van het verzetschrift met bijlagen van klagers, van de brief met bijlage van klagers van 7 november 2019 en van de e-mail met bijlagen van klagers van 17 november 2019.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder onderzoek heeft gedaan naar de klacht van mr. J. tegen de advocaat van klagers en een visie op die klacht heeft geformuleerd in zijn brief van 13 oktober 2017;
Toelichting:
Verweerder heeft geen eigen onderzoek verricht naar de klacht van mr. J. over hun advocaat. Daarnaast heeft verweerder geen hoor en wederhoor toegepast (met als resultaat een betwistbare beslissing van de raad), vragen niet beantwoord, bemiddeling geweigerd en deelklachten als ongegrond afgewezen. Klagers verwijzen naar vijftien door hen omschreven incidenten waarbij zij refereren aan passages uit de brief van verweerder van 13 oktober 2017.
b) verweerder de klachtprocedure heeft misbruikt om, met schone handen, de advocaat van klagers via mr. J. te laten beschadigen.
Toelichting
Kennelijk heeft verweerder belang gehad bij de beschadiging van de advocaat van klagers.
3.2 Klagers zijn het er niet mee eens dat hun klacht door de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De gronden van het verzet richten zich, zakelijk en samengevat weergegeven, tegen de gronden waarop deze beslissing rust.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich schriftelijk tegen de klacht verweerd. Voor zijn verweer tegen het verzet van klagers heeft verweerder verwezen naar zijn tegen de klacht ingediende verweer. De raad zal hierna, zo nodig, op dit verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat het karakter van de procedure waarbij verzet tegen een voorzittersbeslissing is ingesteld met zich brengt dat tijdens de mondelinge behandeling van het verzet primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in die beslissing. De inleidende klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn.
5.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
5.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad verklaart het verzet dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, P.J.F.M. de Kerf, S.H.G. Swennen en M.W. Veldhuijsen, leden en bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2020.
griffier voorzitter