Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:22

Zaaknummer

19-230

Inhoudsindicatie

De klacht van klagers betreft een mogelijke belangenverstrengeling doordat verweerder als advocaat van V.E. B.V. is opgetreden tegen klagers die bestuurder respectievelijk aandeelhouder waren geweest van deze B.V. Daarmee heeft verweerder naar klagers menen gehandeld in strijd met Gedragsregel 15 en met de daarmee aan de orde zijnde kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid. Verweerders partijdigheid in relatie met V.E. B.V toen hij optrad voor de andere aandeelhouder van die B.V., is naar het oordeel van de raad echter niet in het gedrang gekomen. Verweerder heeft nooit opgetreden voor een van beide klagers. De B.V. kan niet - in tegenstelling tot hetgeen klagers beogen- vereenzelvigd worden met klagers. Klagers hebben niet voldoende onderbouwd dat verweerder vertrouwelijke informatie over klagers heeft gebruikt toen hij in relatie met de B.V. optrad. Het verwijt van klagers dat verweerder niet naar een minnelijke regeling heeft gestreefd blijkt niet uit de stukken. Integendeel: uiteindelijk hebben partijen een overeenkomst gesloten. Verweerder wordt ook verweten dat hij klagers emotioneel en financieel onnodig heeft belast. Verweerder heeft weliswaar op niet mis te verstane wijze de standpunten van zijn cliënt verwoord maar daarmee niet aantoonbaar klagers nodeloos of ontoelaatbaar geschaad mede gelet op de vrijheid die verweerder als advocaat van klagers wederpartij heeft. De klachten zijn allen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden Van 20 januari 2020

in de zaak 19-230

naar aanleiding van de klacht van:

klager

klaagster

hierna klagers

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 augustus 2018 hebben klagers bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 april 2019 met kenmerk 2018 KNN095/685204, door de raad ontvangen op 10 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 november 2019 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en wat ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Via klager sub 2 is klager sub 1 voor 50% aandeelhouder in V.E. B.V. De overige 50% van de aandelen zijn eigendom van S.V. Holding B.V. vertegenwoordigd door de heer V. Klager sub 1 en de heer V. zijn bestuurders van V.E. B.V.

2.3    Verweerder heeft vanaf eind 2015/begin 2016 de belangen van V.E.B.V. behartigd in een procedure tegen de NAM. Voor die opdracht is toentertijd geen opdrachtbevestiging opgesteld.

2.4    Vanwege ernstige gezondheidsklachten heeft klager sub 1 medio september 2016 zijn werkzaamheden voor V.E. B.V. moeten staken. In september 2017 heeft klager sub 1

de heer V. gemeld zich uit V.E. B.V. te willen terugtrekken en de aandelen van klager sub 2 te willen verkopen. In dat kader heeft mr. V. vanaf december 2017 de belangen van klagers behartigd. Op 16 mei 2018 zijn de aandelen van klager sub 2 overgedragen aan S.V. Holding B.V.

2.5    Sinds juni 2018 staat mr. H. klager sub 1 bij in verband met zijn beweerdelijke overtreding van het uit de aandeelhoudersovereenkomst voortvloeiende concurrentiebeding.

2.6    Verweerder heeft vanaf december 2017 de heer V. en S.V. Holding B.V. bijgestaan bij de aandelenoverdracht en bij de handhaving van het concurrentiebeding.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder onzorgvuldig is omgegaan met de relatie tussen hem en V.E. B.V. Hij heeft de belangen behartigd van deze B.V. maar is daarna opgetreden tegen klager sub 1, een van de bestuurders;        

b)    hij zich niet heeft ingespannen om een minnelijke regeling tussen de bestuurders van V.E. B.V. te treffen. Integendeel: hij heeft olie op het vuur gegooid in de correspondentie die hij namens de andere bestuurder, de heer V., met klager sub 1 voerde;

c)    verweerder vertrouwelijke informatie over de financiën en de gezondheid van klager sub 1 heeft gebruikt om klager sub 1 onder druk te zetten;

d)    verweerder zich niet passend heeft gedragen en daarmee klager sub 1 emotioneel en financieel onnodig heeft belast.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder heeft nooit voor klagers opgetreden. Hij deed dit alleen voor V.E. B.V. Klager sub 1 heeft nooit bezwaar gemaakt tegen verweerders optreden voor de heer V. en S.V. Holding B.V. Pas nadat mr. V. namens klagers dwangsommen had aangezegd is verweerder ingeschakeld om de belangen van de heer V. en S.V. Holding B.V. te behartigen.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerder heeft een minnelijke regeling nagestreefd. Daarover heeft hij met de advocaat van klagers, mr. V.,  gecorrespondeerd. Uiteindelijk is er in der minne een overeenkomst gesloten tussen klagers en verweerders cliënt(en) over de aandelenoverdracht.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Over financiële gegevens van klagers heeft verweerder nimmer beschikt noch over gegevens die de gezondheid van klager sub 1 betroffen. Dat de kwestie met de NAM financieel schade berokkende is gezien de omvang van het belang voor de B.V. een feit van algemene bekendheid.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a) en c)

5.1    Het eerste onderdeel van klagers klacht betreft een mogelijke belangenverstrengeling doordat verweerder als advocaat van V.E. B.V. is opgetreden tegen klagers die bestuurder respectievelijk aandeelhouder waren van deze B.V. Daarmee heeft verweerder naar klagers menen gehandeld in strijd met Gedragsregel 15 en met de daarmee aan de orde zijnde kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid.

5.2    Vast staat dat verweerder nooit heeft opgetreden voor klager sub 1 of voor klager sub 2. Wel heeft verweerder de belangen behartigd van V.E. B.V. Dat is echter een zelfstandige rechtspersoon waarvan klagers bestuurder c.q. aandeelhouder waren. Deze B.V. kan niet daarom - in tegenstelling tot hetgeen klagers beogen- vereenzelvigd worden met klagers. Verweerder heeft de belangen van de heer V. en S.V. Holding B.V. behartigd in het geschil met klagers, niet de belangen van V.E. B.V. Verweerders partijdigheid in relatie met V.E. B.V. is daarom naar het oordeel van de raad niet in het gedrang gekomen. Dit geldt ook voor de vertrouwelijkheid die verweerder in het kader van zijn optreden namens V.E. B.V. in acht diende te nemen. Klagers hebben niet voldoende onderbouwd dat verweerder vertrouwelijke informatie over klagers heeft gebruikt bij de behartiging van de belangen van de heer V. en S.V. Holding B.V. bij de aandelenoverdracht. Verweerder heeft betwist dat hij over informatie betreffende de gezondheid en de financiële situatie van klager sub 1 respectievelijk klager sub 2 beschikte. Klagers hebben nagelaten om in het licht van deze betwisting concrete feiten aan te voeren waaruit blijkt dat verweerder, als hij deze informatie al had, die ten onrechte heeft aangewend. Naar het oordeel van de raad is  klachtonderdelen a)  en daarmee ook  klachtonderdeel c), dat op de vertrouwelijkheid ziet, niet gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Verweerder heeft betwist dat hij niet naar een minnelijke regeling heeft gestreefd. Uit de correspondentie tussen verweerder en klagers raadsman mr. V. , die aan de deken is overgelegd blijkt dat er gestreefd is naar een bespreking om de kwestie in der minne te regelen hetgeen uiteindelijk ook is gebeurd. Klagers hebben erkent dat uiteindelijk de aandelenoverdracht heeft plaats gevonden op grond van een tussen partijen gesloten aandelenovereenkomst. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.4    Het geschil tussen klagers en de heer V. en S.V. Holding B.V. was een zakelijk geschil waarin verweerder optrad voor klagers wederpartij. Daarbij komt hem een grote vrijheid toe die volgens de vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline alleen wordt beperkt door de regel dat de belangen van de wederpartij niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat mogen worden geschaad. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de raad niet gebleken. Klager sub 1 heeft weliswaar op niet mis te verstane wijze de standpunten van zijn cliënten verwoord maar daarmee niet aantoonbaar klagers nodeloos of ontoelaatbaar geschaad. Daarbij speelt het feit dat klagers zelf werden bijgestaan door een advocaat een rol. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in al haar klachtonderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M.L.C.M van Kalmthout, N.H.M. Poort, P. Rijnsburger en H. Voors, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2020.

 

Griffier                                                                           Voorzitter