Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:13

Zaaknummer

190221

Inhoudsindicatie

Artikel 13 beklag. Klager wenst aanwijzing van een advocaat in een zaak waarin de beslissing van het gerechtshof in 2012 onherroepelijk is geworden. Cassatie is niet meer mogelijk en klager heeft onvoldoende opheldering gegeven over eventuele gronden voor herroeping. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing op goede gronden kunnen afwijzen. Afgewezen.

Uitspraak

BESLISSING                                  

van 13 januari 2020

in de zaak 190221

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De (waarnemend) deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 25 juli 2019. Bij brief van 13 augustus 2019 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

  2.1    Het beklag (met bijlagen) van 13 augustus 2019 is op 14 augustus 2019 ontvangen door de griffie van het hof.

  2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

    - de brief van 3 september 2019 van de deken met bijlagen;

    - de e-mails van klager van respectievelijk 5 september 2019 met bijlage en 7 september 2019 met bijlage.

  2.3    Bij bericht van 24 oktober 2019 heeft de griffie van het hof klager onder meer bericht dat de zaak in raadkamer, dat wil zeggen zonder mondelinge behandeling, op basis van de schriftelijke stukken zal worden beoordeeld en dat de uitspraakdatum is bepaald op 18 november 2019.

  2.4    Bij bericht van 15 november 2019 heeft het hof aan partijen bericht dat de aangekondigde datum waarop uitspraak wordt gedaan vanwege organisatorische redenen niet gehaald wordt en dat nader bericht over de nieuwe datum zal volgen.

  2.5    Per e-mail van 10 december 2019 heeft klager gevraagd wanneer de uitspraak is te verwachten.

  2.6    Bij bericht van 17 december 2019 zijn partijen bericht dat op 13 januari 2020 uitspraak wordt gedaan.     

  2.7    Per e-mail van 22 december 2019 heeft klager nog een bijlage toegezonden.

   

  3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

  3.1    Klager is verwikkeld geweest in een procedure tegen [naam bedrijf 1]. Deze procedure heeft (in hoger beroep) geleid tot een arrest van 9 oktober 2012 van het Gerechtshof Amsterdam waarin voor zover hier van belang het eindvonnis van de kantonrechter is bekrachtigd.

  3.2    Bij brief van 15 januari 2019 heeft klager de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat om het arrest van het gerechtshof uit 2012 opnieuw te laten beoordelen.

  3.3    Namens de deken is klager bij brief van 3 juli 2019 bericht dat het arrest van het gerechtshof onherroepelijk is en cassatie dus niet meer mogelijk is. Waar het gaat om de mogelijkheid om herziening te vragen als bedoeld in art. 382 Rv zijn aan klager de voorwaarden voorgehouden om dit verzoek succesvol te kunnen doen en daarbij is klager gevraagd aan te geven of hij hieraan voldoet. Bovendien is klager gevraagd vanaf welk moment hij op de hoogte is van de herzieningsgrond omdat verzoek binnen drie maanden nadat klager hiermee bekend is geworden moet worden gedaan.

  3.4    Nadat klager bij brief van 8 juli 2019 de deken heeft laten weten deze reactie onbevredigend te vinden, is bij brief van 25 juli 2019 het aanwijzingsverzoek afgewezen omdat naar het oordeel van de deken geen procedure voor klager openstaat met een redelijke kans van slagen.

 

4    BEOORDELING

4.1    Het hof overweegt het volgende.

4.2    Bij de beoordeling van een verzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure, die klager wil beginnen, redelijkerwijze geen kans van slagen heeft. Het hof stelt vast dat wat er ook zij van de door de klager aangevoerde bezwaren tegen de beslissing van de deken, de beslissing van het Gerechtshof Amsterdam 9 oktober 2012 onherroepelijk is geworden, waardoor aanwijzing van een advocaat om hem bij te staan in een cassatieprocedure kansloos is. Er is geen (tijdig) beroep in cassatie ingesteld. Daarom dient het beklag van klager ongegrond te worden verklaard wegens gebrek aan belang.

4.3       Voor zover klager heeft beoogd herroeping te willen vragen van het arrest wijst het hof erop dit rechtsmiddel op grond van art 383 Rv moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en de klager daarmee bekend is geworden. De deken heeft klager gevraagd hierover opheldering te verschaffen maar die opheldering is uitgebleven en ook in deze beklagprocedure gaat klager hier niet op in, zodat het hof er met de deken ervan uitgaat dat deze termijn al ruimschoots verstreken is. Klagers doel, de herroeping van de bestreden beslissing en vernietiging van het arrest, kan alsdan niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden.

4.4    De deken is op juiste gronden tot zijn besluit gekomen. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

  

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de (waarnemend) Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 25 juli 2019 ongegrond.

 

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst en J.D. Streefkerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2020.

                                   

griffier                            voorzitter   

 

De beslissing is verzonden op 13 januari 2020.