Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2020:12
Zaaknummer
190167
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat wederpartij. Beperkt hoger beroep verweerder. Het hof oordeelt dat verweerder het standpunt van zijn cliënten op een zakelijke wijze heeft verwoord. Deze weergave kan niet als onnodig grievend worden aangemerkt. Het door verweerder weergegeven standpunt van zijn cliënten betreft ook geen stelling waarvan verweerder weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid is. Vernietiging beslissing raad, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. Klachtonderdelen b) en c) ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 13 januari 2020
in de zaak 190167
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klaagster
1. HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 27 mei 2019, gewezen onder nummer 18-536. Deze beslissing is op 27 mei 2019 aan partijen gezonden. De raad heeft het verzet gegrond verklaard, klachtonderdelen b) en c) gegrond verklaard en klachtonderdelen a) en d) ongegrond verklaard. De raad heeft aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd. De raad heeft verweerder voorts veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- en de reiskosten van € 25,- aan klaagster en voorts tot betaling van de proceskosten van € 750,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten en € 500,- aan de Staat.
Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2019:230.
2. HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Het beroepschrift van 21 juni 2019, waarbij verweerder van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 21 juni 2019 per e-mail en op 24 juni 2019 per post door de griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- het dossier van de raad;
- het verweerschrift van klaagster, ingediend door mr. H.W. Bongers, van 2 september 2019.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 11 november 2019. Verweerder is verschenen evenals klaagster die werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. H.W. Bongers.
Verweerder heeft gepleit aan de hand van door hem overhandigde pleitaantekeningen. De gemachtigde van klaagster heeft namens klaagster het woord gevoerd.
3. KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) (…);
b) ook in de bindend adviesprocedure heeft gesteld dat de exploitanten de kosten van 6.000 kWh terecht bij [naam bedrijf 1] in rekening hebben gebracht omdat klaagster haar meter teruggedraaid zou hebben;
c) de privacy van klaagster heeft geschonden door haar in de bindend adviesprocedure met naam en toenaam te noemen en te insinueren dat klaagster de meter heeft teruggedraaid en verantwoordelijk is voor de schade terwijl uit het vonnis van 23 maart 2016 al was gebleken dat dit niet het geval is;
d) (…).
4. FEITEN
4.1 Klaagster heeft het recht van erfpacht op een perceel van een chaletpark. Klaagster is tevens eigenaresse van een bungalow op dit perceel. Het chaletpark wordt geëxploiteerd door [naam bedrijf 2]
4.2 Klaagster heeft een affectieve relatie gehad met [naam ex-partner]. [naam ex-partner] had het recht van erfpacht op enkele andere percelen op het chaletpark. Op enig moment is een hennepkwekerij aangetroffen in chalets op percelen van [naam ex-partner] en is geconstateerd dat een elektriciteitsmeterkast was opengebroken en de meter was teruggedraaid.
4.3 Op 4 februari 2016 heeft [naam bedrijf 2] klaagster en [naam ex-partner] de toegang tot het chaletpark ontzegd en hun gemeld dat de bewuste percelen (waaronder die van klaagster) zouden worden afgesloten van gas en elektra.
4.4 Klaagster heeft [naam bedrijf 2] in kort geding doen dagvaarden en gevorderd dat zij weer zou worden toegelaten tot het park en dat haar perceel opnieuw zou worden aangesloten op gas en elektra op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.5 Verweerder heeft de belangen van [naam bedrijf 2] behartigd en namens haar gevorderd te beslissen dat klaagster de kosten van de heraansluiting van gas en elektra diende te dragen.
4.6 Bij vonnis van 23 maart 2016 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland is [naam bedrijf 2] veroordeeld de ontzegging tot het park van klaagster op te heffen en klaagster tot het park toe te laten en is de vordering van [naam bedrijf 2] afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daartoe onder meer overwogen dat onvoldoende gesteld of gebleken is dat klaagster voor de aanpassingen aan de meterkast verantwoordelijk is en dat ook niet is gebleken op welk moment deze aanpassingen zijn uitgevoerd, zodat niet kan worden uitgesloten dat deze reeds hadden plaatsgevonden voordat klaagster de onderhavige erfpacht verwierf.
4.7 Klaagster is lid van de vereniging van erfpachters “[naam bedrijf 1]”. [naam bedrijf 1] is onderdeel van eerdergenoemd chaletpark.
4.8 Tussen [naam bedrijf 1] enerzijds en [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] anderzijds is een geschil ontstaan over onder meer de kosten van een correctie van 6.000 kWh aan stroomverbruik. [naam bedrijf 3] heeft van [naam bedrijf 1] betaling gevorderd voor de levering van 6.000 kWh. Over onder meer deze vordering is een bindend adviesprocedure gevoerd waarbij verweerder [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] heeft bijgestaan.
4.9 Verweerder heeft in een brief van 3 oktober 2017 aan de bindend adviseur onder meer geschreven:
“[klaagster] heeft een ontzegging ten aanzien van het binnentreden van het kantoor van cliënte in verband met het tweemaal creëren van een rel met scheldkanonnade en het gooien met deuren op genoemd kantoor. De verkoopmedewerkster van cliënte (…) werd uitgescholden voor o.a. “kankerhoer”. Dit soort gedrag en beledigingen van het personeel van cliënte accepteert zij niet. Daarnaast zijn er onregelmatigheden vastgesteld bij de elektrameter van het huisje van [klaagster].. (…) Een dergelijke persoon hoeft cliënte niet als gesprekspartner te accepteren.”
4.10 In het bindend advies van 13 december 2017 heeft de bindend adviseur zich onbevoegd verklaard om over de correctie van 6.000 kWh te oordelen.
4.11 Bij brief van 23 januari 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
5. BEOORDELING
5.1 De in het beroepschrift te lezen grief is gericht tegen de beslissing van de raad dat de klacht op de onderdelen b en c gegrond is en de daarop gebaseerde maatregel en proceskostenveroordeling.
5.2 Het hof stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het hof komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartigen van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.
5.3 In de onder 4.9 geciteerde passage van de brief van verweerder van 3 oktober 2017 heeft verweerder het standpunt van zijn cliënten verwoord en uiteengezet waarom zijn cliënten, op grond van feiten die volgens zijn cliënten hebben plaatsgevonden, klaagster niet als gesprekspartner wensten te accepteren.
5.4 Naar het oordeel van het hof heeft verweerder dit standpunt van zijn cliënten op een zakelijke wijze weergegeven en kan deze weergave niet als onnodig grievend worden aangemerkt. Het hof overweegt hierbij dat het door verweerder weergegeven standpunt van zijn cliënten ook geen stelling betreft waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid is. De overweging van de voorzieningenrechter dat in het voornoemde kort geding niet is komen vast te staan dat klaagster voor de aanpassingen aan de meterkast verantwoordelijk is, is een voorlopig oordeel in het kader van een kort geding en kan niet medebrengen dat verweerder deze stelling van zijn cliënte als in strijd met de waarheid niet langer mocht poneren en niet als reden mocht aangeven voor het niet wensen van klaagster als gesprekspartner. Ook overigens kan niet worden geoordeeld dat de genoemde passage van de brief van 3 oktober 2017 klaagster onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel is gediend. In verband met een goed verloop van de bindend adviesprocedure mocht verweerder het standpunt van zijn cliënten overbrengen dat zij om in de brief genoemde redenen niet klaagster als gesprekspartner wensten te accepteren.
5.5 Op grond van het hiervoor overwogene acht het hof de onder 4.9 weergegeven passage niet klachtwaardig en is de klacht ook op de onderdelen b en c ongegrond.
5.6 Het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat de beslissing van de raad moet worden vernietigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 mei 2019, gewezen onder nummer 18-536, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw recht doende:
- verklaart de klacht op onderdelen b) en c) ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. H. van Loo, J.A. Schaap, E.J. Numann en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 13 januari 2020.