Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:215

Zaaknummer

190068

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Raad heeft berisping opgelegd. Verweerder heeft hoger beroep ingesteld, maar later ingetrokken. Klager heeft hoger beroep ingesteld nadat de klachttermijn was verstreken. Hoger beroep niet-ontvankelijk. 

Uitspraak

BESLISSING                              

van 16 december 2019

in de zaak 190068 

naar aanleiding van het wederzijdse hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD VAN DISCIPLINE

De Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) heeft op 11 februari 2019 uitspraak gedaan op de klacht die klager tegen verweerder heeft ingediend (zaaknummer raad: 17-708/DH/DH). De raad heeft de klacht gegrond verklaard en aan verweerder de tuchtmaatregel van berisping opgelegd. Daarnaast heeft de raad  verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,-- en een bijdrage in de reiskosten van € 50,-- aan klager en tot betaling van de proceskosten van € 750,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten. De beslissing is op 11 februari 2019 aan partijen toegezonden.

Het hof verwijst naar de beslissing van de raad, die op tuchtrecht.nl is gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSGR:2019:185.

 

2    DE PROCEDURE IN HOGER BEROEP BIJ HET HOF VAN DISCIPLINE

2.1    Verweerder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. Het hof heeft het beroepschrift (met bijlage), gedateerd 12 maart 2019, op 12 maart 2019 per telefax ontvangen en op 13 maart 2019 per post.

2.2    Klager heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. Het hof heeft dit beroepschrift, gedateerd 14 maart 2019, op 14 maart 2019 per telefax ontvangen. 

2.3    Verder is het hof bekend met:

-    het dossier van de raad;

-    het e-mailbericht van klager van 9 mei 2019;

-    de brief van verweerder van 12 september 2019;

-    de brief van verweerder van 17 september 2019;

-    het e-mailbericht (met bijlagen) van klager van 7 oktober 2019.

2.4    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.

 

3    DE BEOORDELING

3.1    Verweerder heeft het hof bij brief van 17 september 2019 meegedeeld dat hij zijn hoger beroep tegen de beslissing van de raad intrekt. Hieruit volgt dat het hof niet meer hoeft te oordelen over het hoger beroep van verweerder.

3.2    Ten aanzien van het hoger beroep van klager moet het hof eerst de ontvankelijkheid beoordelen, ofwel of dit beroep binnen de beroepstermijn is ingesteld. Uit artikel 56, lid 1, Advocatenwet volgt dat het beroepschrift uiterlijk op de 30e dag na de datum waarop de raad de beslissing heeft verzonden, door de griffie van het hof moet zijn ontvangen. Dit staat ook uitdrukkelijk onder de beslissing van de raad vermeld.

3.3    In deze zaak heeft de raad de beslissing op 11 februari 2019 naar partijen verzonden. Hieruit volgt dat het beroepschrift uiterlijk op 13 maart 2019 door de griffie van het hof moest zijn ontvangen. De griffie heeft het beroepschrift, gedateerd 14 maart 2019, echter pas op 14 maart 2019 ontvangen. Bij e-mailbericht van 7 oktober 2019 heeft de gemachtigde van klager het hof bericht dat het hoger beroep tijdig is ingediend en in dat kader verwezen naar een bijgevoegd verzendrapport waaruit blijkt dat het beroepschrift op 14 maart 2019 om 17:44 uur per telefax aan de griffie is verzonden.

3.4    Het hof constateert dat het beroep na het verstrijken van de beroepstermijn door de griffie is ontvangen, terwijl niet is gesteld of gebleken dat er aanleiding bestaat om de overschrijding van de beroepstermijn toe te staan (verschoonbaar te achten). Daarom zal het hof het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk verklaren.    

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het hoger beroep van klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 februari 2019, gewezen in de zaak 17-708/DH/DH, niet-ontvankelijk. 

 

Deze beslissing is gegeven door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter,  mr. A.D.R.M. Boumans en mr. G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 16 december 2019.