Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-11-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:214
Zaaknummer
190029
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerster heeft door in haar processtukken onderscheid te maken tussen persoonlijke spullen en inboedelgoederen voldoende onderscheid aangebracht. Door verweerster zijn geen feiten geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of had moeten kennen. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.
Uitspraak
BESLISSING
van 29 november 2019
in de zaak 190029
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 14 januari 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummer
18-678/DB/ZWB en aan partijen toegezonden op 14 januari 2019. De raad heeft de klacht van klager tegen verweerster ongegrond verklaard.
1.2 De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:7.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Het beroepschrift van klager is op 6 februari 2019 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het dossier van de raad;
- het verweerschrift van 19 maart 2019 van verweerster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 27 september 2019. Klager met zijn gemachtigde, mr. I.M. van den Heuvel, alsmede verweerster met haar kantoorgenoot, [naam kantoorgenoot], zijn verschenen. De gemachtigde van klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota, die aan het hof is overgelegd.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 30 (oud) door in alinea 13 b van het verzoekschrift d.d. 24 april 2017 bewust onware en misleidende informatie voor te houden aan de rechter;
2. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 30 (oud) door in alinea 10 van het verweerschrift op zelfstandige verzoek en tevens houdende zelfstandig verzoek d.d. 1 september 2017 bewust onware en misleidende informatie voor te houden aan de rechter.
4 FEITEN
In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
5 BEOORDELING
Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de grieven van klaagster en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van 14 januari 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-678/DB/ZWB.
Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. M.A. Wabeke en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 29 november 2019.