Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-11-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:213

Zaaknummer

180304

Inhoudsindicatie

Intrekking klacht wegens schikking. Hof vernietigt raadsbeslissing en verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.

Uitspraak

BESLISSING                                   

van 29 november 2019

in de zaak 180304

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 22 oktober 2018 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummer 18-432/DB/ZWB  en aan partijen toegezonden op 22 oktober 2018. In deze beslissing is klachtonderdeel 1 gedeeltelijk gegrond verklaard, zijn de klachtonderdelen 2, 4, 6, 7, 8 en 11 gegrond verklaard en zijn de klachtonderdelen 3, 5, 9 en 10 ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van schorsing voor de duur van 8 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk opgelegd. Voorts is verweerder veroordeeld in de proceskosten. 

1.2    De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:142.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van verweerder is op 21 november 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg en het e-mailbericht van 17 september 2019 met bijlagen van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 september 2019, waar klager en verweerder met zijn gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota, die aan het hof is overgelegd.

2.4    Op 11 oktober 2019 hebben partijen aan de griffie van het hof bericht dat zij een schikking hebben getroffen en dat klager de klacht tegen verweerder intrekt.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

    1.    verweerder de zaak van klager niet voortvarend heeft afgehandeld;

    2.    verweerder klager niet heeft geadviseerd te schikken;

    4.    verweerder niet dan wel traag reageerde op e-mails van klager;

    6.    verweerder klager niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand;

    7.    onjuist is gedeclareerd;

    8.    de advocaatkosten in geen verhouding stonden tot het door de wederpartij gevorderde bedrag;

    11.  verweerder niet heeft gereageerd op de bij zijn kantoor ingediende klacht.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft zijn klacht tegen verweerder ingetrokken, omdat tussen partijen een schikking is bereikt. De deken heeft het hof desgevraagd geïnformeerd dat hij geen voortzetting van de klacht wenst om redenen van algemeen belang. 

4.2    Naar het oordeel van het hof zijn in deze zaak geen omstandigheden aanwezig die voortzetting als bedoeld in artikel 47a jo. 57 Advocatenwet vergen. Het hof zal de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van 22 oktober 2018 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-432/DB/ZWB;

- verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist. 

 

Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, M.A. Wabeke, J.H. Brouwer en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 29 november 2019.