Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:4
Zaaknummer
19-265/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 6 januari 2020
in de zaak 19-265/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 juni 2019 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 14 september 2018 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 25 april 2019 met kenmerk 703317, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 3 juni 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde dag is verzonden aan klagers.
1.4 Bij verzetschrift gedateerd 2 juli 2019 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 november 2019 in aanwezigheid van klagers en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 2 juli 2019.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen de omschrijving van de klacht komen klagers in verzet op, in die zin dat klachtonderdeel b onjuist zou zijn weergegeven. De klacht is niet dat verweerder nodeloos een procedure bij de rechtbank Zeeland-West Brabant is aangevangen, maar dat hij dit met een valse voorstelling van zaken heeft gedaan.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 De voorzitter is bij zijn beslissing partijdig geweest en louter afgegaan op de informatie die verweerder heeft verstrekt en heeft genegeerd wat klagers hieromtrent naar voren hebben gebracht. Ook heeft de voorzitter de feiten volledig miskend. Voor het overige komen de gronden van het verzet neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.
4 BEOORDELING
4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klagers te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
4.2 Wat betreft de onjuiste weergave van klachtonderdeel b overweegt de raad dat dit niet kan leiden tot gegrondverklaring van het verzet, nu de voorzitter terecht tot het oordeel is gekomen dat klachtonderdeel b betrekking heeft op een handelen en/of nalaten van verweerder van voor 14 september 2015, zodat klagers, gelet op het bepaalde in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk zijn in hun klacht. De in ogen van klagers onjuiste samenvatting van het betreffende klachtonderdeel maakt de beoordeling daarvan niet anders.
4.3 De raad is verder van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. G. Kaaij en D. Horeman, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2020.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2020 verzonden.