Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:16
Zaaknummer
19-569/A/NH
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 januari 2020
in de zaak 19-569/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 september 2019 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 28 april 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 13 augustus 2019 met kenmerk td/re/19-176/911600, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 23 september 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht, welke beslissing op 23 september 2019 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 13 oktober 2019, door de raad ontvangen op 15 oktober 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2019 in aanwezigheid van klaagster, vergezeld door de heer J.C. de Blok, en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 13 oktober 2019.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 Er is geen sprake van een overschrijding van de termijn op grond van het gegeven dat er sprake is van een nieuw feit zoals eerder is vastgesteld door de raad van discipline met het besluit dat de voorliggende zaak opnieuw door de deken behandeld dient te worden.
3.2 Er is ook geen sprake van een overschrijding van de termijn gezien het feit dat er sprake is van twee verschillende kwesties.
3.3 Klaagster is tijdens de behandeling van de zaak door de plaatsvervangend voorzitter niet gehoord.
3.4 Een behandeling door een plaatsvervangend voorzitter van de raad leidt tot een beperking van het geheel aan rechten van klaagster in haar hoedanigheid van klager en gedupeerde.
4 BEOORDELING
4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klaagster te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Twijfel kan mogelijk bestaan bij het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klaagster terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. In dit verband merkt de raad volledigheidshalve op dat de raad in zijn beslissing van 8 juli 2019 niet heeft vastgesteld dat er sprake is van een nieuw feit doch van nieuwe (tuchtrechtelijke) klachten.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. P. van Lingen en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2020.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2020 verzonden.