Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-01-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:6
Zaaknummer
19-813/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 januari 2019
in de zaak 19-813/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 28 november 2019 met kenmerk 787470, door de raad ontvangen op 29 november 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken die aan de raad zijn voorgelegd, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager heeft een geschil met de Rabobank. Dat geschil heeft geleid tot een BKR-registratie, code A3, later verlaagd tot code A2. Teneinde deze BKR-registratie te doen verwijderen heeft klager zich (via zijn rechtsbijstandsverzekeraar Univé) in juli 2018 tot verweerder gewend.
1.2 Op 23 juli 2018 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging gestuurd.
1.3 Op 16 augustus 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Ik moet voor je aantonen dat jij beperkingen ondervindt waardoor je niet langer in de eigen woning kan wonen. De stukken die je stuurde zijn daarvoor (zonder meer) niet bruikbaar.
Deze medische verklaringen zijn door jezelf opgesteld. Kan je deze onderbouwen met betaalspecificaties?
Wellicht is het meest efficiënt als je mij een uitdraai van je medisch dossier/patientendossier van de huisarts kan sturen. Ook is een recente beoordeling in het kader van de WIA bruikbaar.”
1.4 Op 21 augustus 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Het gaat de goede kant op met het dossier. Volgens mij staan nu alleen nog maar de onderstaande acties nog open:
- Medische verklaring die de huidige belemmeringen ten aanzien van uw woning inzichtelijk maken (trappen lopen, tillen!) (door de huisarts wordt dit niet zonder meer bevestigd)
- Een verklaring van tenminste twee hypotheekadviseurs dat A-3 notering u belemmert bij het verkrijgen van een hypotheek (uit de verklaring van de hypotheekverstrekker blijkt niet dat dit de codering de specifieke reden is geweest voor afwijzing)
- Afgewezen verzoeken voor een sociale huurwoning (met medische urgentie)
- Afgewezen verzoeken voor een huurwoning vrije sector (vanwege niet voldoen inkomenseisen)
(...) Ik wacht het af.”
1.5 Op 12 september 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Van Univé heb ik helaas nog geen uitsluitsel gekregen over de start van een urgentie-aanvraag (waarmee wij de zaak betreffende de BKR verwijdering kunnen/moeten versterken).
Ik vernam dat jij mij graag telefonisch even wil spreken. Ik kan daar morgenmiddag rond 15:00 uur ruimte voor vrijmaken. Schikt jou dat ook?”
1.6 Op 3 oktober 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“De enige hobbel die we m.i. nog moeten nemen is de urgentieaanvraag. Univé heeft mij opdracht gegeven om deze aanvraag voor je te verzorgen. Ik loop er nu tegen aan dat je niet bent ingeschreven bij Woningnet. Kun jij jezelf bij die instantie inschrijven deze week? Dan kan ik daarna met de aanvraag verder.”
1.7 Op 8 oktober 2018 is er door verweerder namens klager een urgentieaanvraag voor een sociale huurwoning ingediend.
1.8 Op 16 oktober 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Wij hebben tot dusver alleen de verklaring van de huisarts die stelt dat je moeite hebt met de huidige woonsituatie vanwege je fysieke beperkingen. (...) Wellicht is het de moeite om voor een dergelijke verklaring daadwerkelijk naar een medisch specialist te gaan? Dat zouden wij ook goed kunnen gebruiken ten behoeve van het BKR-dossier. Hoe sta jij hier tegenover?”
1.9 Op 13 november 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Kun jij nog aan verklaringen komen (anders dan die van je huisarts) die zonder meer benadrukken dat jouw (huidige) klachten tot ergonomische belemmeringen leiden?”
1.10 Op 22 november 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Heb jij er al meer grip op of je de benodigde stukken voor 1 december a.s. gaat ontvangen?”
1.11 Op 10 december 2018 is de urgentieaanvraag afgewezen.
1.12 Op 11 december 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Jammer dat de aanvraag is afgewezen. Ik had bijna hoop gekregen dat het zou lukken. Wil je nog de weg van het bezwaar bewandelen? Dat kan binnen zes weken na 10 december. Ik hoor graag van je.
Voor nu hebben wij de benodigde afwijzing van de urgentie in ieder geval ontvangen zodat het dossier naar de Rabobank compleet is. Ik probeer z.s.m. de volgende stap te zetten waardoor de Rabobank concreet onder druk wordt gezet. In verband met de feestdagen en mijn vakantie vrees ik dat ik daar pas aan toe kom in het nieuwe jaar.”
1.13 Op 30 januari 2019 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Het spijt mij maar ik kom er vandaag niet aan toe om de beloofde stukken naar je op te sturen en overleg te hebben (zoals afgesproken). Ik verwacht dat dit eind van de week wel gaat lukken omdat ik aankomende vrijdag (eindelijk) geen afspraken en zittingen heb staan. Sorry dat ik opnieuw een beroep op je geduld moet doen!”
1.14 Op 1 februari 2019 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:
“Bijgaand tref je de eerste versie van de conceptdagvaarding aan. Graag ontvang ik van jou schriftelijk en puntsgewijs opmerkingen op dit stuk.”
1.15 Bij brief van 4 februari 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Enige tijd later heeft verweerder de zaak van klager overgedragen aan een andere advocaat.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:
a) aan klager een niet of onvolwaardig plan is gepresenteerd;
b) het communicatieniveau op 25% ligt;
c) verweerder steeds het sociaal maatschappelijk betrekkingsniveau omzeilt omdat hij dit emotioneel niet begrijpt;
d) er geen ontmoeting heeft mogen plaatsvinden tussen klagers top-down integrale beleving en verweerders lineaire liaan methodiek;
e) de vragen van klager niet zijn beantwoord en keuzes niet zijn overlegd;
f) er in projectmanagement nooit is gewerkt in data en pragmatische opvolging;
g) klager slechter is behandeld dan de advocaat van de tegenpartij;
h) verweerder precies doet waar hij zelf zin in heeft;
i) verweerder schaamteloos de overleving van zijn praktijk heeft afgewenteld op klager;
j) er is gepronkt en uitgesteld met half resultaat, hetgeen klager niet accepteert;
k) verweerder zich agressief tegenover klager heeft opgesteld.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.
4 BEOORDELING
klachtonderdelen a), b) en e)
4.1 De klachtonderdelen a), b) en e) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder dat aan klager een niet of onvolwaardig plan is gepresenteerd. Voorts verwijt klager verweerder dat het communicatieniveau op 25% ligt. Tot slot verwijt klager verweerder dat de vragen van klager niet zijn beantwoord en keuzes niet zijn overlegd.
4.2 Verweerder stelt dat al deze klachtonderdelen zien op de onderlinge communicatie tussen klager en verweerder. Dat die communicatie gebrekkig was wordt betwist. Klager is herhaaldelijk per e-mail en telefonisch op de hoogte gesteld van de strategie en de voortgang van de zaak. Voor zover er onvrede door klager werd geuit, zijn deze signalen serieus genomen en is er op zijn berichten gereageerd, aldus steeds verweerder.
4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Tegenover het verweer van verweerder heeft klager de onderhavige klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd. Klager heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit het gewraakte handelen dan wel nalaten van verweerder blijkt. Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder klager steeds heeft geïnformeerd over welke stukken om welke redenen nog moesten worden verzameld voordat verdere juridische stappen konden worden genomen. De klachtonderdelen a), b) en e) zijn kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdelen c) en d)
4.4 De klachtonderdelen c) en d) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.5 Klager verwijt verweerder dat verweerder steeds het sociaal maatschappelijk betrekkingsniveau omzeilt omdat hij dit emotioneel niet begrijpt. Voorts verwijt klager verweerder dat er geen ontmoeting heeft mogen plaatsvinden tussen klagers top-down integrale beleving en verweerders lineaire liaan methodiek.
4.6 Verweerder betwist dat hij onvoldoende aansluiting heeft gezocht bij het maatschappelijk niveau van klager. Klager is hoogbegaafd hetgeen inhoudt dat hij uitzonderlijk intelligent en creatief is. Voor zover al van een advocaat mag worden verwacht dat zij met een cliënt communiceert zoals de cliënt dat dicteert (quod non), heeft verweerder zich voldoende ingespannen om de aansluiting met klager te vinden. Er is bijzonder veel ruimte en begrip voor de situatie van klager geboden. Er is bovenmatig veel tijd uitgetrokken om klager te begrijpen. Daarnaast zijn er tal van telefoongesprekken gevoerd zodat klager de kern van het geschil niet uit het oog verloor, aldus steeds verweerder.
4.7 De voorzitter begrijpt de onderhavige klachtonderdelen zo, dat klager verweerder (kort gezegd) verwijt dat hij onvoldoende inspanning heeft geleverd om op gelijk niveau met klager te communiceren. Tegenover het verweer van verweerder en gezien de inhoud van het dossier voor wat betreft de schriftelijke communicatie, heeft klager deze klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd. De klachtonderdelen c) en d) zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdelen f) t/m j)
4.8 Ook de klachtonderdelen f) t/m j) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.9 Klager verwijt verweerder dat er in projectmanagement nooit is gewerkt in data en pragmatische opvolging. Voorts verwijt klager verweerder dat hij slechter is behandeld dan de advocaat van de tegenpartij, dat verweerder precies doet waar hij zelf zin in heeft, en dat verweerder schaamteloos de overleving van zijn praktijk heeft afgewenteld op klager. Tot slot verwijt klager verweerder dat er is gepronkt en uitgesteld met half resultaat, hetgeen klager niet accepteert.
4.10 Verweerder betwist een en ander en voert het volgende aan. Vanwege de BKR-registratie was het klager niet mogelijk om een nieuwe woning te kopen. Klager wilde verhuizen omdat hij zowel een conflict had met de VVE als met de buurtbemiddeling. Zijn woongenot was ernstig verstoord. Voor een geschikte sociale huurwoning kwam klager voorlopig niet in aanmerking, huren in de vrije sector kon hij niet betalen. Een BKR-registratie is niet zonder meer eenvoudig te verwijderen. Dat het door klager gewenste resultaat niet kon worden gegarandeerd, is ook altijd als zodanig aan klager kenbaar gemaakt. In overleg is voor een strategie gekozen waarbij er eerst een sterker dossier werd opgebouwd om vervolgens de Rabobank met dit dossier en een concept-dagvaarding (alsnog) tot verwijderen van de BKR-registratie te bewegen. In de periode van 1 augustus 2018 tot 1 oktober 2018 is het dossier verder opgebouwd waarbij er met name medische stukken zijn verzameld. Op 8 oktober 2018 is er door verweerder namens klager een urgentieaanvraag voor een sociale huurwoning ingediend. Bij toewijzing van die aanvraag zou de woonproblematiek zijn verholpen. Bij afwijzing ervan zou het de rechtspositie van klager ten opzichte van de Rabobank versterken. De urgentie-aanvraag is uiteindelijk op 10 december 2018 afgewezen. In de kerstvakantie van verweerder van 24 december 2018 t/m 7 januari 2019 hebben de werkzaamheden stil gelegen. Klager is verweerder eind december 2018 gaan verwijten dat de BKR-registratie nog niet voor de kerst was verwijderd. Dit verwijt was niet terecht nu een dergelijk resultaat simpelweg niet haalbaar was binnen die termijn. Bovendien was dienaangaande ook nimmer een toezegging gedaan. Per e-mail van 20 december 2018 is klager geïnformeerd over de voortgang van zijn zaak, waarbij hem is voorgehouden dat er na de vakantie van verweerder in januari nadere stappen zouden worden gezet om de BKR-registratie van tafel te krijgen. Uiteindelijk is de concept-dagvaarding afgerond op 1 februari 2019. Omdat klager zijn onvrede over verweerder bleef ventileren tegenover verweerder, zijn collega’s en relaties, en klager de onderhavige klacht had ingediend, is de opdracht uiteindelijk beëindigd en is de zaak overgedragen aan een andere advocaat. Er is geen sprake geweest van een conflict over de strategie noch over de wijze van handelen van verweerder. In tegendeel, klager was het steevast eens over de werkwijze. Ook op concept-stukken en e-mails werd steevast verzocht om commentaar en goedkeuring, waarbij ook goedkeuring door klager werd gegeven, aldus steeds verweerder.
4.11 De voorzitter begrijpt de onderhavige klachtonderdelen zo dat klager ontevreden is over de door verweerder gezette stappen en het door verweerder behaalde resultaat. Wat verweerder precies verkeerd heeft gedaan wordt door klager echter onvoldoende gespecificeerd en onvoldoende onderbouwd met stukken. Dat verweerder zich onvoldoende voor klager heeft ingespannen of onvoldoende voortvarend en adequaat te werk is gegaan is de voorzitter niet gebleken. De klachtonderdelen f) t/m j) zijn kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel k)
4.12 Klager verwijt verweerder dat verweerder zich agressief tegenover klager heeft opgesteld.
4.13 Verweerder betwist dit.
4.14 De voorzitter overweegt dat klager dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd. In het klachtdossier zit correspondentie waaruit juist lijkt te volgen dat verweerder zich door klager bedreigd en onheus bejegend heeft gevoeld. Klachtonderdeel k) is eveneens kennelijk ongegrond.
4.15 Concluderend zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 13 januari 2020.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2020 verzonden.