Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-12-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:243
Zaaknummer
19-510/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 16 december 2019
in de zaak 19-510A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 september 2019 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
gemachtigde mr. Chr. Wildeman
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 14 augustus 2018, aangevuld bij brieven van 27 september en 17 oktober 2018, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 25 juli 2019 met kenmerk 2018-710411, door de raad ontvangen op 29 juli 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 9 september 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 september 2019 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 8 oktober 2019, door de raad per e-mail ontvangen op diezelfde dag, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 november 2019 in aanwezigheid van de heer P. Haasnoot namens klaagster en mr. T. Abdul-Aliyeva namens verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 8 oktober 2019.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.
4 BEOORDELING
4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klaagster te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2019.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2019 verzonden.