Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-12-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:249

Zaaknummer

19-766/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat als wederpartij in klachtprocedure kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij om het artikel uit het Financieel Dagblad van 19 juli 2016 betreffende klager aan de deken te sturen. Dat verweerder daarbij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad is de voorzitter niet gebleken.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 23 december 2019

in de zaak 19-766/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 7 november 2019 met kenmerk 2018-709362 en 2019-775178, door de raad ontvangen op 8 november 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken die aan de raad zijn voorgelegd, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    De cliënten van klager zijn in geschil met de cliënte van verweerder.

1.2    Op 9 oktober 2018 heeft klager namens zijn cliënten bij de deken een klacht ingediend over verweerder (zaaknummer 19-765/A/A). In het kader van voornoemde klacht heeft verweerder op 7 december 2018 een e-mail gestuurd aan de stafmedewerker van de deken, met als bijlage (onder meer) een artikel uit het Financieel Dagblad van 19 juli 2016. In die e-mail schrijft verweerder:

“Nu [klager] heeft aangegeven erop te staan dat de door hem ingediende klacht voorgelegd gaat worden aan de Raad van Discipline verzoek ik u om onderstaande e-mailwisseling en bijgaand krantenartikel toe te voegen aan het dossier. Ter zitting zal ik de relevantie van deze documenten voor de beoordeling van de klacht toelichten.”

1.3    In het artikel uit het Financieel Dagblad van 19 juli 2016 staat, voor zover relevant, het volgende:

“Tuchtrechter tikt advocaat van activistische belegger op de vingers

De voormalig advocaat [klager] (...) is door de tuchtrechter berispt en voorwaardelijk geschorst.

(...)

Het oordeel van de tuchtrechter over het optreden van [klager] is niet mals. De advocaat heeft zijn klant (...) valselijk een acht maal te hoger rekening voor verschuldigde griffierechten gefactureerd. Hij weigert dat terug te betalen. [Klager] onthield daarnaast volgens de tuchtrechter in strijd met de regels zijn klant tweeënhalf jaar zijn eigen dossier.

Eerder problemen

[Klager] bracht ook de andere klant geld in rekening, terwijl dat volgens de tuchtrechter niet mocht. Ook deze klant onthield de advocaat essentiële informatie waar die volgens de tuchtrechter recht op had. Als sancties krijgt de advocaat een berisping, een voorwaardelijke schorsing van een maand en in beide zaken een veroordeling tot de kosten. [Klager] had volgens de tuchtrechter eerder tuchtrechtelijke problemen.

[Klager] heeft deze maand ook bij de Hoge Raad gevoelige nederlagen geleden. Hij had klanten niet bij de Hoge Raad mogen vertegenwoordigen omdat zijn inschrijving als cassatie-advocaat was doorgehaald door de Orde. Daarnaast veranderde hij tegen de regels eigenhandig een cassatiestuk, waardoor een klant niet-ontvankelijk werd.”

1.4    Op 10 december 2018 heeft de deken een brief gestuurd aan klager en verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“De stukken zullen worden toegevoegd aan het klachtdossier. Wel verzoek ik [verweerder] met een kort woord toe te lichten wat het verband is tussen het overgelegde artikel en de onderhavige klacht. Voorts maak ik van de gelegenheid gebruik door hem te verzoeken om voor de volledigheid van het dossier de bijlagen bij zijn e-mail aan [klager] van 8 oktober jl. over te leggen, (...).”

1.5    Op 18 december 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de deken, met onder meer de volgende inhoud:

“Bijgaand zoals verzocht de e-mail aan [klager] van 8 oktober 2018 met de bijbehorende bijlagen. (...) Vooral vanwege door [klager] gebruikte termen als “dwaling” en “bedrog” lijkt mij deze e-mail relevant voor de verdere beoordeling. Dat geldt bij nader inzien niet voor het artikel uit het Financieel Dagblad dat ik toezond, ik stel voor dat we dat verder buiten beschouwing laten.”

1.6    Op 19 december 2018 heeft klager een e-mail gestuurd aan de deken, met onder meer de volgende inhoud:

“In antwoord op onderstaand e-mailbericht zijdens beklaagde [verweerder], bevestig ik u nadrukkelijk bezwaar te hebben tegen het, (...), buiten beschouwing laten van de toezending van het artikel uit het Financieel Dagblad, welke toezending op zichzelf al, op nog nader uit te werken gronden, klachtwaardig lijkt, en weshalve ikzelf daar, in mijn persoonlijke hoedanigheid van gelaedeerde*, nog een separate klacht over zal indienen, waarvan ik u nu voor alsdan ook verzoek deze, na afconcluderen, zonder nader commentaar uwerzijds aan de Raad van Discipline te doen toekomen.”

1.7    Bij e-mail van 31 december 2018 heeft klager bij de deken de onderhavige klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij bij zijn e-mail van 7 december 2018 aan de deken het artikel uit het Financieel Dagblad van 19 juli 2016 heeft gevoegd.

2.2    Ter toelichting voert klager aan dat het artikel uit het Financieel Dagblad van 19 juli 2016 een tegen klager gevoerde tuchtrechtelijke procedure tot onderwerp heeft, waarbij verweerder noch enig cliënt van verweerder betrokken was. Klager is geen beklaagde in de klachtzaak tegen verweerder. De casus waar voormelde tuchtprocedure op zag heeft noch materieelrechtelijk, noch formeelrechtelijk iets van doen met de klacht(en) tegen verweerder, en mist aldus enige relevantie. Mogelijk is overlegging bedoeld om klager te besmeuren. Klager is van mening dat verweerder door overlegging van het artikel heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 1, 4, 17 en 31.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert aan dat bij de behandeling van een klacht uitgangspunt is dat een advocaat zelf mag bepalen welke stukken hij meestuurt. Het openbare artikel uit het Financieel Dagblad komt (prominent) naar voren bij een Google-zoekopdracht op de naam van klager. Verweerder was aanvankelijk van mening dat de informatie in dit artikel, waarvan de juistheid niet wordt betwist, relevant is en heeft daarom besloten het in te zenden. Bij nader inzien is verweerder van mening dat het artikel niet relevant is voor de beoordeling van de tegen verweerder ingediende klacht en daarom heeft verweerder verzocht het stuk buiten beschouwing te laten. Alleen al om deze redenen heeft klager geen redelijk belang bij de door hem ingediende klacht, althans is deze ongegrond, aldus steeds verweerder.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt (of in casu: van hemzelf) te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In het licht van het voorgaande stond het verweerder vrij om het artikel uit het Financieel Dagblad van 19 juli 2016 betreffende klager aan de deken te sturen. Dat verweerder daarbij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad is de voorzitter niet gebleken. De klacht is kennelijk ongegrond.

4.2    Concluderend zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 23 december 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 23 december 2019 verzonden.