Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-12-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:323
Zaaknummer
20-834/AL/GLD/H
Inhoudsindicatie
Herzieningsverzoek. De voorzitter verklaart het herzieningsverzoek van verzoekers kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2020 in de zaak 20-834/AL/GLD/H (oorspronkelijke nummers: 17-1053, 17-1054, 17-1055 en 17-1056) naar aanleiding van het herzieningsverzoek van:
klagers, thans verzoekers gemachtigde: mr. B.F., advocaat te [plaats] oververweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van verzoekers van 23 september 2020, door de raad ontvangen op 24 september 2020.
1 FEITEN 1.1 Bij beslissing van 19 november 2018 heeft de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) de klacht van verzoekers tegen verweerders deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing richt zich het onderhavige herzieningsverzoek van verzoekers.
2 HET VERZOEK OM HERZIENING 2.1 In het herzieningsverzoek worden, zakelijk weergegeven en kort gezegd, de volgende gronden genoemd. - Het advocatenkantoor van verweerders is maatschappelijk verweven met de Orde van Advocaten en de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. - De raad heeft alle klachten van klagers afgewezen, waarbij de raad klagers verantwoordelijk houdt voor het geen doeltreffen van hun verwijten. - Het Hof te Amsterdam heeft in zijn arrest van 12 november 2019 hetzelfde feitencomplex beoordeeld en is tot een geheel ander oordeel gekomen dan de Raad van Discipline.
3 BEOORDELING 3.1 Vooropgesteld wordt dat de Advocatenwet niet voorziet in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. Een verzoek tot herziening kan dan ook niet in behandeling worden genomen en verzoeker dient in een dergelijk verzoek in beginsel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Een uitzondering hierop is slechts dan geoorloofd als het verzoek a) is ingediend door de verweerder jegens wie een klacht gegrond is verklaard en b) als blijkt dat de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht in strijd is met het EVRM, dat prevaleert boven de Advocatenwet. Van dat laatste is sprake indien bij de behandeling van de zaak een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden; in zodanig geval is immers geen sprake geweest van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, wat de tuchtrechter dient te herstellen. Niet in strijd met artikel 6 EVRM is dat een onherroepelijke beslissing in stand blijft ofschoon later feiten bekend geworden zijn die tot een andere beslissing zouden hebben geleid indien zij bekend zouden zijn geweest ten tijde van de behandeling van de zaak. 3.2 Vaststaat dat verzoekers als aanvankelijke klagers het herzieningsverzoek hebben ingediend. Enkel voor een verweerder staat (bij een gegronde klacht) de mogelijkheid open om een verzoek tot herziening in te dienen. Reeds daarom is het verzoek van verzoekers kennelijk niet-ontvankelijk. 3.3 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat van een schending van fundamentele rechtsbeginselen niet is gebleken. De klacht van verzoekers is ter zitting behandeld en moet worden verondersteld voldoende gelegenheid te hebben gehad om zijn standpunten naar voren te brengen en op de reacties van verweerder te reageren (hoor en wederhoor). Daarnaast stond de mogelijkheid van hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor verzoeker waardoor hij eventuele emissies nader onder de aandacht heeft kunnen brengen.
BESLISSING De voorzitter verklaart: verzoekers kennelijk niet-ontvankelijk in hun verzoek tot herziening van de beslissing van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden van 19 november 2018.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, met bijstand van mr. W.B. Kok als griffier op 21 december 2020.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 21 december 2020