Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:315

Zaaknummer

18-811

Inhoudsindicatie

Tussenbeslissing. De raad verwijst de zaak terug naar de deken voor nader onderzoek van de klacht waarbij de raad een aantal concrete vragen heeft geformuleerd. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 april 2020in de zaak 18-811naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Bij brief van 7 november 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2    Bij brief aan de raad van 18 oktober 2018 met kenmerk 17-0331/MV/sd, door de raad ontvangen op18 oktober 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2020 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4    De raad heeft kennis genomen van:-    het van de deken ontvangen dossier;-    de brief van klager van 30 januari 2020 met een drietal bijlagen.

2    BEOORDELING 2.1    De raad is van oordeel dat op basis van het door de deken op 18 oktober 2018 aan de raad toegezonden klachtdossier onvoldoende kan worden vastgesteld wat de relevante feiten en omstandigheden in de onderhavige klachtzaak zijn, die ten grondslag liggen aan de klachten.2.2    De raad ziet in het bovenstaande aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de deken en houdt de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.

BESLISSING De raad van discipline verwijst de zaak terug naar de deken met het verzoek het onderzoek naar de klacht en de daarmee samenhangende feiten te hervatten en de raad vervolgens schriftelijk over de uitkomsten van het onderzoek te informeren waarbij naar het oordeel van de raad in ieder geval de volgende onderzoeksvragen moeten worden beantwoord:-    op welke wijze (mondeling of schriftelijk) heeft verweerder klager geadviseerd over de vraag of het bijwonen van de pro formazitting op 28 maart 2017 bij het gerechtshof Amsterdam door verweerder en/of klager al dan niet noodzakelijk c.q. aan te bevelen was?-     kan verweerder nader toelichten op welke wijze hij zijn pleitnota (voor de zitting van het gerechtshof van 24 mei  2017) vooraf mondeling heeft besproken met klager en heeft klager de gelegenheid gehad op- of aanmerkingen te maken?-     heeft verweerder klager geantwoord op de brieven/mailberichten die klager aan verweerder heeft gestuurd in de periode tussen de pro formazitting van 28 maart 2017 en de inhoudelijke zitting van 24 mei 2017, waarin klager onder meer herhaaldelijk heeft gevraagd om overleg?-     heeft verweerder aan klager het proces-verbaal van de zitting van het gerechtshof van 24 mei 2017 gestuurd c.q. overhandigd, waarvan klager stelt dat hij dat nimmer heeft ontvangen.-     heeft verweerder een appelschriftuur opgesteld en in kopie aan klager doen toekomen?-     op welke wijze heeft verweerder zich ervan vergewist dat klager over een afschrift van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 7 juni 2017 beschikte?-     houdt in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderzoeksresultaten van de deken de behandeling van deze klachtzaak voor onbepaalde tijd aan;-     houdt iedere verdere beslissing aan.    

Aldus gewezen door mr.  J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts, A.C.H. Jansen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2020.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 14 april 2020