Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:272

Zaaknummer

190258

Inhoudsindicatie

Verwijzingsverzoek afgewezen wegens misbruik van klachtrecht. Klager probeert op een oneigenlijke manier meerdere tuchtprocedures tegen advocaten te starten om stukken uit de hoofdprocedure te verkrijgen, terwijl er geen sprake is van nieuwe feiten. Nu de dekens daar niet aan meewerken, klaagt klager ook over die dekens. Aan dit handelen van klager moet paal en perk worden gesteld.

Uitspraak

BESLISSING                                

van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 20 januari 2020

in de zaak nummer 190258

in de klachtzaak van:   

klager

tegen:

de deken

 

1    HET VERZOEK

De voorzitter van het hof verwijst naar de brief van 3 oktober 2019 van de deken, waarin de deken de voorzitter informeert over een klacht die klager over de deken heeft ingediend en op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 van de Advocatenwet aan de voorzitter is doorgeleid.

 

2    DE BEOORDELING

2.1    De klacht van klager houdt in, kort en zakelijk weergegeven, in dat de deken heeft verzuimd onderzoek in te stellen naar de door klager ingediende klachten tegen   [naam voormalig advocaat], voormalig advocaat te [woonplaats], en dat de deken daarbij ten onrechte voorbij is gegaan aan nieuwe feiten in de zaak van klager tegen de advocaat.

2.2    In de kern komt de klacht tegen de advocaat erop neer dat hij heeft nagelaten diverse stukken in het geding te brengen en onjuiste stellingen heeft ingenomen over de rechtspositie van klager in het arbeidsgeschil tussen klager en [naam B.V.], geweigerd heeft stukken op te vragen, zoals de arbeidsovereenkomst en ontslagbrief, ondeugdelijk heeft geadviseerd en een niet rechtsgeldig afschrift van een vonnis aan klager heeft verstrekt.

2.3    Op deze klacht is door de Raad van Discipline in het arrondissement Amsterdam (verder: de raad) en het Hof van Discipline (verder: het hof) onherroepelijk beslist in de zaken 170022 (16-746/A/A) en 180328 (17-1005/A/A). De klachten zijn (kennelijk) niet-ontvankelijk en (kennelijk) ongegrond verklaard.

2.4    Klager heeft deze klacht opnieuw voorgelegd aan de deken bij brief van 19 maart 2019.

2.5    Nadat de deken klager op 26 maart 2019 heeft bericht dat hij verwacht dat de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat daarop reeds onherroepelijk is beslist door de tuchtrechters (zie ook r.o. 2.3), heeft klager zich richting de deken op het standpunt gesteld dat de klachten behandeld moeten worden omdat sprake is van een nieuw feit. Dit nieuwe feit betreft een vaststelling van de plaatsvervangend voorzitter van het hof, mr. J.D. Streefkerk, in de tuchtprocedure tegen een derde advocaat betrokken bij het arbeidsgeschil tussen klager en [naam B.V.] die de voorzitter behandelde en in de wrakingszaak van klager tegen deze voorzitter. Die vaststelling hield in dat tussen klager en [naam B.V.] geen schriftelijke arbeidsovereenkomst bestaat.

2.6    De deken heeft klager bij brief van 27 juni 2019 geschreven dat hij voorziet dat klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Klager heeft de deken bij brief van 24 juli 2019 verzocht de klacht door te zenden naar de raad, waarop de deken klager heeft bericht op 30 juli 2019 dat hij het griffierecht niet heeft ontvangen en klager dan niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Klager heeft vervolgens een klacht over de deken geformuleerd in de brief van 23 augustus 2019, te weten dat de deken geen onderzoek heeft gedaan naar de klacht en heeft nagelaten bepaalde pagina’s van een raadsbeslissing aan klager te verstrekken. De deken heeft inhoudelijk gereageerd in zijn brief van 28 augustus 2019.

2.7    De voorzitter overweegt als volgt ten aanzien van het verzoek om verwijzing van de klacht tegen de deken naar een andere deken.

2.8    Klager heeft tegen diverse advocaten die betrokken zijn bij zijn arbeidsgeschil tegen [naam B.V.] klachten ingediend, die bij het hof alleen al tot zeven onherroepelijke beslissingen hebben geleid: 160086, 160143, 170022, 180064, 180065, 180260 en 180328. De voorzitter stelt vast dat klager deze tuchtprocedures tegen advocaten in zijn arbeidszaak tegen [naam B.V.] aanwendt in een poging specifieke stukken uit die zaak te verkrijgen, terwijl de tuchtprocedure daarvoor niet is bedoeld. Als blijkt dat de behandelende tuchtrechter vervolgens niet meewerkt met de eisen van klager, gaat klager over tot het middel van wraking om voormelde stukken uit zijn arbeidsgeschil te verkrijgen, wat alleen al bij het hof heeft geleid tot drie wrakingsbeslissingen. De grond van de tuchtklachten en wrakingsverzoeken betreft in de kern steeds hetzelfde verwijt: het niet geven van de gelegenheid tot kennisnemen van stukken in de arbeidszaak. Ook blijkt uit de reeks tuchtklachten van klager in zijn arbeidsgeschil met [naam B.V.] dat klager de juridische uitkomsten in dit geschil niet kan accepteren en daarvoor de advocaten verantwoordelijk houdt. Voor zover het hof bekend is, hebben alle tuchtklachten en wrakingsverzoeken tot op heden tot niets geleid. Het moet klager inmiddels duidelijk zijn dat de advocaten geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken in de behandeling van het arbeidsgeschil en dat geen afschrift van voormelde stukken kan worden afgedwongen.

2.9    Klager heeft desondanks opnieuw dezelfde klachten ingediend tegen [naam advocaat 1 en naam advocaat 2] en zich daarbij beroepen op een vaststelling van een plaatsvervangend voorzitter van het hof in één van voormelde zaken. De voorzitter van het hof is van oordeel dat klager opnieuw op een oneigenlijke manier dezelfde tuchtprocedures tegen advocaten probeert te starten en dat geen sprake is van een nieuw feit. Nu blijkt dat de dekens niet meewerken aan de door klager gewenste tuchtprocedure (zie ook de zaken 190275 en 190276), dient hij een klachten over dekens in. Hierdoor maakt klager misbruik van zijn klachtrecht in de zin van de Advocatenwet. Aan dit handelen van klager moet paal en perk worden gesteld. Het verzoek om verwijzing van de klacht tegen de deken voor onderzoek en behandeling zal worden afgewezen. Ook klager moet zich realiseren dat aan een procedure eens een einde komt. Klager moet er daarom rekening mee dat volgende klachten van klager over deze en aanverwante kwesties niet in behandeling worden genomen.

    

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

-    wijst af het verzoek om verwijzing van deze klacht van klager tegen de deken.

 

Aldus beslist op 20 januari 2020 door mr. T. Zuidema, voorzitter.

Voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 21 januari 2020.