Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-12-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2020:207
Zaaknummer
19-647/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 december 2020 in de zaak 19-647/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 december 2019 op de klacht van:
(klager)
mede namens zijn partner (…) en hun drie kinderen
hierna tezamen aangeduid als klager
over:
verweerster
gemachtigde: mr. G.J. Kemper
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 februari 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 17 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K049 2019 ar/mvi van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 december 2019 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht voor zover die is ingediend namens de partner van klager en hun drie kinderen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor zover die is ingediend door klager zelf kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 11 december 2019 verzonden aan partijen.
1.4 Op 21 december 2019 heeft klager, mede namens zijn partner en hun drie kinderen, verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 21 december 2019 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 november 2020. Daarbij waren klager, de partner van klager, verweerster en haar gemachtigde aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift d.d. 21 december 2019. Voorts heeft de raad kennis genomen van de e-mails met bijlagen van klager d.d. 2 april 2020 en 2 november 2020.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop die berust, niet kan verenigen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R. de Haan en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 december 2020.