Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:306

Zaaknummer

20-645

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. De raad stelt vast dat verweerder meermalen niet heeft voldaan aan het verzoek van de deken om een aantal dossiers aan haar ter beschikking te stellen. De raad verklaart het dekenbezwaar gegrond. Oplegging van een voorwaardelijke schorsing van 12 weken, met als bijzondere voorwaarde dat verweerder gehouden is om in het lopende onderzoek volledige medewerking te verlenen, en een geldboete.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2020

in de zaak  20-645/AL/NN/D

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

 

deken

over

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 24 augustus 2020, met bijlagen 1 tot en met 7, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder. 

1.2    Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 25 september 2020 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennisgenomen van het onder 1.1 genoemde dekendossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Naar aanleiding van signalen van de Raad voor Rechtsbijstand, gemeenten en (oud) cliënten van het kantoor [advocatenkantoor], heeft de deken besloten een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop verweerder, die aan het kantoor [advocatenkantoor] verbonden is, praktijk voert. [Advocatenkantoor] is gevestigd in [plaatsnaam] en [plaatsnaam].

2.3    Zij heeft verweerder op 22 juli 2020 verzocht haar in totaal 56 dossiers (van in totaal 14 zaken) ter beschikking te stellen voor 15 augustus 2020.

2.4    Verweerder heeft op 22 juli 2020 laten weten aan het verzoek te zullen voldoen en vervolgens op 23 juli 2020 gereageerd dat hij eerst wil weten wat de bedoeling is van het onderzoek, temeer omdat een aantal van de genoemde dossiers niet door hem maar door (vertrokken) kantoorgenoten zouden zijn behandeld. Hij verzoekt ook hem een afschrift van de correspondentie met de deken van het arrondissement Overijssel, aangezien het lijkt te gaan om een met die deken gecoördineerde actie.

2.5    De deken heeft op 5 augustus 2020 haar verzoek herhaald.

2.6    Verweerder heeft op 6 augustus 2020 meegedeeld dat hij die signalen niet kan plaatsen, dat de Raad voor Rechtsbijstand juist heel tevreden is over de samenwerking met zijn kantoor en dat de deken maar moet aantonen dat niet zijn kantoorgenoten, maar hij de dossiers heeft behandeld.

2.7    De deken heeft verweerder op 14 augustus 2020 uitgelegd dat hij verplicht is mee te werken onder verwijzing naar art 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) en ook dat de deken niet verplicht is de betreffende signalen met hem te delen. Zij heeft hem een nieuwe, laatste termijn gesteld en heeft hem opgedragen om de dossiers uiterlijk 19 augustus 2020 ter inzage te geven.

2.8    Op 19 augustus 2020 had de deken nog steeds niets ontvangen. Desgevraagd deelde de secretaresse van verweerder op 20 augustus 2020 mee dat zij die dag nog zou laten weten of er nog een reactie van verweerder zou komen of niet. De deken heeft echter niets meer van verweerder vernomen.

 

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in strijd met gedragsregel 29 en artikel 5:20 Awb niet mee werken aan verzoeken van de deken binnen de bandbreedte van haar bevoegdheden als toezichthouder als bedoeld in artikel 5:17 Awb en de Handreiking toezicht en handhaving. De deken hoeft in deze fase van het onderzoek geen informatie te geven over de aard en afkomst van de signalen die zij stelt te hebben ontvangen. Verweerder schendt de op hem rustende verplichting om aan onderzoek door de deken mee te werken.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft op de zitting tegen het dekenbezwaar onder meer het volgende verweer gevoerd.

4.2    Verweerder wil eerst weten wat voor signalen het betreft voordat hij de dossiers aan de deken geeft. Het is erg belastend om 56 dossiers over te leggen. Verweerder weet zeker dat er geen signalen zijn. De deken doet dit om hem een poets te bakken. Verweerder is van mening dat onder deze omstandigheden de deken niet bevoegd is om dit te aan verweerder te verzoeken. Het is niet proportioneel en te belastend.

 

5    BEOORDELING

5.1    Het gaat in deze zaak om de uitoefening van het door de deken op advocaten uit te oefenen toezicht. De toezichthoudende rol van de deken is geregeld in artikel 45a van de Advocatenwet, zoals deze van kracht is sinds 1 januari 2015. Artikel 45a lid 1 Advocatenwet luidt als volgt: “De deken (…) is belast met het toezicht op de naleving door advocaten (…) van het bepaalde bij of krachtens deze wet met inbegrip van toezicht op de zorg die zij als advocaten behoren te betrachten ten opzichte van degenen wiens belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, inbreuken op verordeningen van de Nederlandse orde van advocaten en enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.”

De uitoefening van het toezicht door de deken is verder onderworpen aan de desbetreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), meer in het bijzonder Titel 5.2 (de artikelen 5:11 tot en met 5:20 Awb). Ook op grond daarvan is de deken als toezichthouder bevoegd inlichtingen (artikel 5:16 Awb) en inzage van zakelijke gegevens en bescheiden (artikel 5:17 Awb) te vorderen. Volgens artikel 5:13 Awb maakt de toezichthouder van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Een verder kader voor het toezicht door de deken is gegeven in artikel 3 van de Algemene Beleidsregel toezicht en klachtbehandeling van het College van Toezicht (besluit van 8 mei 2015), dat inhoudt dat de deken het toezicht (en de klachtbehandeling) uitoefent op een onafhankelijke, zichtbare, effectieve en professionele wijze, die consistent is met de manier waarop de andere dekens deze taken uitoefenen.

5.2    De advocaat is op grond van gedragsregel 29 (gedragsregels 2018) en artikel 5:20 Awb verplicht om medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is bij de uitoefening van de bevoegdheden van de deken en daartoe de benodigde informatie te verschaffen, behoudens in bijzonder gevallen.

5.3    In de onderhavige zaak heeft verweerder meermalen niet voldaan aan het verzoek van de deken om een aantal dossiers aan haar ter beschikking te stellen. Niet ter discussie staat dat verweerder weet om welke dossiers het gaat en dat deze dossiers deel uitmaken van zijn kantoor. Verweerder kan de dossiers aan de deken sturen, maar hij wil dat niet. Als redenen voor die weigering heeft verweerder opgegeven dat hij het verzoek vanwege het aantal gevraagde dossier niet proportioneel vindt, maar met name dat hij eerst wil weten wat voor signalen de deken over hem heeft ontvangen.

5.4    De raad overweegt dat verweerder op grond van het bovenstaande verplicht is om mee te werken aan het verzoek van de deken. Het betreft een redelijk verzoek om informatie. Verweerder heeft niet verder toegelicht waarom het verzoek van de deken om 56 dossiers in 13 zaken over te leggen niet proportioneel zou zijn. De door verweerder aangevoerde redenen waarom hij heeft geweigerd om aan het verzoek te voldoen, leveren geen bijzonder geval op zoals bedoeld in gedragsregel 29.

5.5    Verweerder lijkt geen oog te hebben voor de rol van de deken en zijn positie ten opzichte van de deken; de deken heeft in haar bijzondere rol als toezichthouder nu eenmaal bevoegdheden die (juist) niet afhankelijk zijn van eventuele instemming van verweerder en die de deken kan uitoefenen zonder dat verweerder daaraan voorwaarden kan stellen. Deze bevoegdheden zijn met waarborgen omkleed. Verweerder heeft met zijn weigerachtige houding, zonder dat daarbij sprake is van redelijke motieven, de deken belemmerd in het uitvoeren van haar toezichthoudende rol.

5.6    De raad is gelet op al het voorgaande van oordeel dat verweerder ten onrechte geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek van de deken en verklaart het bezwaar gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft met zijn weigering om medewerking te verlenen, de deken belemmerd in het uitvoeren van haar toezichthoudende rol. Dat acht de raad zeer laakbaar. In het nadeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat hem reeds meermalen door de tuchtrechter een maatregel is opgelegd en dat verweerder niet het laakbare van zijn handelen inziet. Gelet op het vorengaande is de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500,- en een voorwaardelijke schorsing van 12 weken passend en geboden. De raad zal als bijzondere voorwaarde stellen dat verweerder gehouden is om in het lopende onderzoek volledige medewerking te verlenen door de bovengenoemde 56 dossier aan de deken ter beschikking te stellen, tenzij zulks op goede gronden kan worden geweigerd.  Indien verweerder blijft weigeren gehoor te geven aan verzoeken van de deken, kan dit ver(der)gaande tuchtrechtelijke consequenties tot gevolg hebben.

 

7    KOSTENVEROORDELING

7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b)    € 500,- kosten van de Staat.

7.2    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 20-645/AL/NN/D.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 12 weken;

-    bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;

-    stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder gehouden is om in het lopende onderzoek volledige medewerking te verlenen en binnen twee weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing de bovengenoemde 56 dossiers aan de deken ter beschikking te stellen, tenzij zulks op goede gronden kan worden geweigerd;

-    stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt de proeftijd op een periode van 2 jaren, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

-    legt aan verweerder de maatregel van geldboete van € 2.500,- op;

-    bepaalt dat bovenbedoeld boetebedrag binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moet worden betaald op rekeningnummer NL05 INGB 0705 0039 81 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke boete advocatuur, DGRR,” en het zaaknummer;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

 

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. G.H.H. Kerkhof, P. Rijnsburger, S.H.G. Swennen, E.H. de Vries, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.

 

griffier                                                           voorzitter

   

Verzonden d.d. 30 november 2020.