Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-12-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:305

Zaaknummer

20-062

Inhoudsindicatie

Klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij. De raad verklaart een klacht over het laten betekenen van een vonnis ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2020

in de zaak 20-062/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

1.    klager

2.    klaagster

tezamen ook: klagers

over

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 10 augustus 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. In het navolgende zullen klagers gezamenlijk worden aangeduid als klagers, tenzij uitdrukkelijk een van de klagers met zoveel woorden wordt omschreven.

1.2    Op 28 januari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 992322/AS/SD van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 oktober 2020. Daarbij waren klager [klager 1], naar de raad aanneemt mede als vertegenwoordiger van klaagster sub 2, waarvan hij indirect enig aandeelhouder is, bijgestaan door mr. S. en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlage van verweerster van 9 oktober 2020.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Op 10 juli 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland in de procedure tussen klaagster sub 2 en mevrouw R. uitspraak gedaan (hierna: het ‘Vonnis’). Mevrouw R. wordt bijgestaan door verweerster. Klagers worden bijgestaan door mr. S.

2.3    Klaagster sub 2 is veroordeeld om een bedrag van € 17.332,11 te betalen op de derdengeldrekening van verweerster (hierna: de ‘Hoofdsom’). Daarnaast is klaagster sub 2 veroordeeld een bedrag van in totaal € 4,584,08 te betalen aan mevrouw R. in verband met de proceskosten (hierna: de ‘Proceskosten’).

2.4    Nu mevrouw R. ingevolge een uitspraak van het hof van 2 november 2017 nog een bedrag van € 14.177,60 (te vermeerderen met wettelijke rente vanaf die datum) verschuldigd is aan klager sub 1, heeft de advocaat van klagers op 19 juli 2019 een voorstel tot verrekening gedaan. Op 19 juli 2019 schreef de advocaat van klagers het volgende aan verweerster:

"Geachte collega,

Ingevolge het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland van 10 juli 2019 bericht ik u hierdoor dat cliënte [klaagster 2] B.V. het bedrag van

€ 17.332,11 een dezer dagen overschrijft op het rekeningnummer van de Stichting Derdengelden van uw kantoor.

 

Verder is cliënte veroordeeld in de proceskosten (in conventie en reconventie) en de beslagkosten, bij elkaar: (€ 2.071,04 + € 543,00 + € 1.970,04=) € 4.584,08.

Dit bedrag is verschuldigd aan uw cliënte mevrouw R.; en uw cliënte mevrouw R. is nog steeds aan de heer [klager 1] een bedrag verschuldigd van € 14.177,60 vermeerderd met de rente (p.m.) daarover vanaf 2 november 2017. Voor de goede orde zend ik hierbij een gescand exemplaar van het beslagexploot van 27 december 2017, waarin de vordering is begroot.

 

Wilt u mij bevestigen, dat uw cliënte de verrekening van bovenstaande bedrag van € 4.584,08 met deze openstaande vordering accordeert, zoals ik u hierdoor namens de heer [klager 1] en [klaagster 2] B.V. bevestig, dat zij daarmee instemmen. Dat voorkomt dan immers, dat een nieuwe executoriale derdebeslagmaatregel moeten plaatsvinden; en voor uw cliënte voorkomt het, dat zij extra kosten gaat maken van betekening etcetera. Want uiteindelijk is het netto- resultaat altijd een verrekening. Uw bevestiging zie ik wel graag ommegaand tegemoet, omdat anders dezerzijds weer deurwaarderskosten voor moeten worden veroorzaakt. Met een en ander heeft cliënte dan volledig voldaan aan het vonnis van 10 juli 2019.

 

En voor het overige verzoek ik u persoonlijk als advocaat met een apart schrijven aan mij ten behoeve van mijn cliënt [klager 1] te bevestigen, dat u de ontvangen betaling op uw stichting derdengeldenrekening ook zult houden voor en namens de heer [klager 1], zijnde mede rechthebbende (met uw cliënte) op de ontbonden niet verdeelde huwelijks goederengemeenschap, zoals de Rechter in het vonnis op uw mededelingen heeft aangenomen.

 

Met vriendelijke groet,"

2.5    Op 23 juli 2019 heeft verweerster de Hoofdsom op haar derdengeldrekening ontvangen.

2.6    Eveneens op 23 juli 2019 heeft verweerster aan de advocaat van klagers per e-mail laten weten dat zij nog in overleg zal treden met haar cliënte over het verrekeningsvoorstel voor wat betreft de Proceskosten.

2.7    Op 26 juli 2019 heeft verweerster het Vonnis aan klaagster sub 2 laten betekenen. In de betekening van het Vonnis wordt bevel gedaan tot betaling van zowel de Hoofdsom als de Proceskosten.

2.8    Op 30 juli 2019 heeft verweerster een e-mail gestuurd aan de advocaat van klagers waarin zij schrijft dat het Vonnis ten aanzien van de Hoofdsom zal worden geëxecuteerd en dat de executie ten aanzien van de Proceskosten zal worden opgeschort.

2.9    Op 10 augustus 2019 hebben klagers naar aanleiding van de hiervoor beschreven gang van zaken een klacht ingediend.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door op 26 juli 2019 het Vonnis van 10 juli 2019 te betekenen en te dreigen met de executie van dit vonnis, terwijl klaagster sub 2 al op 23 juli 2019 vrijwillig aan de veroordeling uit het vonnis heeft voldaan.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

4.2    Kort na het vonnis van de rechtbank gaf zij een opdracht aan de deurwaarder om het vonnis aan klaagster te betekenen. Op het moment dat het vonnis werd betekend, wist zij niet dat het bedrag reeds op haar derdenrekening stond. Bovendien waren de beslagkosten en de proceskosten niet voldaan, terwijl de rechter had bepaald dat ook die kosten moesten worden betaald. Ten slotte was het verrekeningsvoorstel van klagers nooit geaccepteerd door verweerster.

 

5    BEOORDELING

5.1    Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klagers. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoel in artikel 10a Advocatenwet, is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel.

De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    Verweerster wordt - zakelijk weergegeven - verweten dat zij een vonnis aan de wederpartij heeft laten betekenen, terwijl klaagster sub 2 een paar dagen eerder reeds vrijwillig het geldbedrag op de derdenrekening van verweerster had overgemaakt.

5.3    De raad stelt op grond van het verhandelde ter zitting en het dossier het volgende vast. Klaagster werd bij vonnis van 10 juli 2019 veroordeeld om een geldbedrag naar de derdenrekening van verweerster over te maken. Kort na dat vonnis gaf verweerster een opdracht aan de deurwaarder om het vonnis aan klaagster te betekenen. Op 23 juli 2019 werd (een deel van) het geldbedrag door klaagster op de derdenrekening van verweerster gestort. Op 26 juli 2019 werd het vonnis door de deurwaarder aan klaagster betekend.

5.4    De raad acht de bovengenoemde werkwijze van verweerster niet tuchtrechtelijk  verwijtbaar. De enkele opdracht van verweerster tot betekening van het vonnis en het daarbij bevel doen tot betaling binnen een termijn van twee weken is niet verwijtbaar, ook niet indien de wederpartij voordien reeds heeft aangegeven vrijwillig aan het vonnis te zullen voldoen. De raad acht daarbij van belang dat niet is gebleken dat op het moment dat het vonnis werd betekend, verweerster wist dat (in ieder geval de hoofdsom) al door klaagster sub 2 was betaald en dat zij aldus moedwillig het vonnis heeft doen betekenen terwijl zij wist dat in ieder geval de hoofdsom reeds was voldaan. De raad overweegt dat het weliswaar praktisch zou zijn geweest indien verweerster wel een controle op betaling op haar derdenrekening had uitgevoerd, echter dit nalaten is onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De omstandigheid dat de advocaat van klaagster - nadat verweerster de opdracht aan de deurwaarder al had gegeven, maar voordat het vonnis werd betekend - had aangekondigd dat (een deel van) het bedrag zou worden betaald, maakt dat niet anders, temeer nu in ieder geval ten aanzien van de proceskosten nog niet duidelijk was of haar cliënte zou instemmen met de namens klager sub 1 voorgestelde verrekening.

5.5    Gelet op het vorenstaande zal de klacht ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H.Q.N. Renon en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 december 2020.

 

griffier                                                                             voorzitter

 

Verzonden d.d. 21 december 2020