Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-03-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:300
Zaaknummer
19-816
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Vast staat dat verweerder een fout heeft gemaakt door klaagster de verkeerde Conclusie toe te zenden. De voorzitter is echter van oordeel dat de beide klachtonderdelen van onvoldoende gewicht zijn om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat klaagster niet in enig belang in geschaad. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk van onvoldoende gewicht verklaren.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 maart 2020
in de zaak 19-816/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 2 december 2019 met kenmerk Z992333/AS/SD, door de raad ontvangen op 2 december 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster is verwikkeld in een procedure bij de kantonrechter. Verweerder treedt op als advocaat van de wederpartij.
1.2 In deze procedure heeft verweerder op 31 juli 2019 abusievelijk de verkeerde conclusie van antwoord in conventie (hierna : de Conclusie) aan de rolgemachtigde van klaagster gestuurd. Het betrof een conclusie in de zaak van een andere cliënt van verweerder.
1.3 Op 5 augustus heeft 2019 heeft een medewerkster van de rolgemachtigde van klaagster telefonisch contact gezocht met verweerder in verband met de Conclusie en een terugbelverzoek achtergelaten.
1.4 Op 8 augustus 2019 heeft de medewerkster van de rolgemachtigde van klaagster opnieuw telefonisch contact opgenomen met verweerder en medegedeeld dat de verkeerde Conclusie is ingediend. Verweerder heeft dat bericht ontvangen en klaagster diezelfde dag alsnog de juiste Conclusie toegezonden.
1.5 Op 8 augustus 2019 heeft de kantonrechter een zitting gepland voor 15 augustus 2019. Deze zitting is niet doorgegaan, omdat klaagster pas op 9 augustus 2019 de Conclusie had ontvangen en omdat verweerder vanwege zijn vakantie om een andere datum had gevraagd.
1.6 Bij brief van 10 augustus 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) de onjuiste Conclusie aan klaagster heeft gestuurd, waardoor zij vertrouwelijke stukken van een ander kreeg waarmee zij niets te maken heeft;
b) te laat de juiste Conclusie heeft gestuurd, waardoor zij onvoldoende tijd zou hebben gekregen om verweer te voeren.
3 VERWEER
3.1 Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
3.2 Verweerder heeft de verkeerde Conclusie toegestuurd. De reden daarvoor was dat in een andere zaak diezelfde dag ook een Conclusie moest worden ingediend. Dat was fout. Verweerder heeft alsnog de juiste Conclusie toegezonden en hij heeft zijn excuses aan klaagster aangeboden.
Ad klachtonderdeel b)
3.3 Verweerder heeft aangegeven dat de zitting van 15 augustus 2019 niet is doorgegaan, waardoor klaagster voldoende tijd heeft gehad om verweer te voeren tegen de Conclusie.
4 BEOORDELING
4.1 Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.3 Klachtonderdelen a) en b) lenen zich naar het oordeel van de voorzitter voor gezamenlijke beoordeling.
4.4 Vast staat dat verweerder een fout heeft gemaakt door klaagster de verkeerde Conclusie toe te zenden. De voorzitter is echter van oordeel dat de beide klachtonderdelen van onvoldoende gewicht zijn om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat klaagster niet in enig belang in geschaad. Immers, nadat verweerder op de hoogte is gebracht van zijn vergissing, heeft hij klaagster alsnog de juiste Conclusie toegezonden. Klaagster heeft voldoende tijd gehad om die Conclusie te bestuderen omdat de zitting van 15 augustus 2019 - op verzoek van zowel klaagster als verweerder - niet is doorgegaan.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk van onvoldoende gewicht verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk van onvoldoende gewicht.
Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. W.B. Kok als griffier op 24 maart 2020.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 24 maart 2020