Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:291

Zaaknummer

19-343

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 maart 2020

in de zaak 19-343

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 augustus 2019 op de klacht van:

1.    klager

2.    klaagster

hierna tezamen: klagers

tegen

verweerster

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 31 augustus 2018 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 29 mei 2019 met kenmerk Z 697170 (18-0256) HH/sd, door de raad ontvangen op 29 mei 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 augustus 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 augustus 2019 is verzonden aan klagers.

1.4    Bij brief van 5 september 2019, door de raad ontvangen op 5 september 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2020 in aanwezigheid van klager sub 1 en verweerster. Klaagster sub 2 is niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 5 september 2019. 

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op. 

 

3.    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

De beslissing van de voorzitter is gebaseerd op de verkeerde aannames. Het klopt niet, dat de advocaten die de zaak van klagers hebben behandeld, al ongeveer 10 jaar niet meer aan het kantoor verbonden zijn. Het lijkt klagers vreemd dat er geen vertrouwelijke informatie van klagers meer aanwezig is.

 

4.    BEOORDELING

4.1    Klagers hebben gesteld dat het verweer van verweerster, dat de advocaten die de dossiers van klagers destijds hebben behandeld, al ongeveer 10 jaar niet meer aan het kantoor verbonden zijn, onjuist is. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden op grond van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond geacht. In het midden kan blijven of, zoals de voorzitter als feit heeft vastgesteld, de advocaten al ongeveer 10 jaar niet meer aan het kantoor verbonden zijn, nu het geen dragend feit voor de beslissing is geweest.  

4.2    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts en P.Th. Mantel,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2020.

 

Griffier                                                                      Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

 

Verzonden d.d. 23 maart 2020