Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:290

Zaaknummer

19-212

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 maart 2020

in de zaak 19-212

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 juni 2019 op de klacht van:

klager

tegen

verweerster

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij webformulier van 13 november 2018 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 april 2019 met kenmerk Z 723625/MV/sd, door de raad ontvangen op 3 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 26 juni 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 juni 2019 is verzonden aan klager.

1.4    Bij e-mail van 25 juli 2019, die tevens per post is verzonden welke brief door de raad is ontvangen op 26 juli 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2020 in aanwezigheid van verweerster. Klager is, als aangekondigd bij e-mail van klager d.d. 24 januari 2020, niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 25 juli 2019 en de e-mail van klager d.d. 24 januari 2020.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

De voorzitter gaat eraan voorbij dat klager onnodig op kosten wordt gejaagd door verweerster. Klager voert in verzet aanvullend aan dat hij meermaals een ouderschapsplan heeft overgelegd waarop verweerster niet heeft gereageerd. Ten onrechte wordt een liegende advocaat in bescherming genomen.

 

4.    BEOORDELING

4.1    In verzet heeft klager voor het eerst geklaagd dat hij meermaals een ouderschapsplan heeft overgelegd waarop verweerster niet heeft gereageerd.  Hoewel de raad niet kan oordelen over deze uitbreiding van de klacht, overweegt de raad ten overvloede dat verweerster ter zitting van de raad klagers stelling, dat zij niet heeft gereageerd op het ouderschapsplan dat klager heeft overgelegd, uitdrukkelijk heeft weersproken. Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij wel degelijk heeft gereageerd, maar dat een ouderschapsplan niet tot stand heeft kunnen komen, omdat eerst overeenstemming moest worden bereikt over de omgang. Nu verweerster klagers stelling uitdrukkelijk heeft weersproken, kan de raad niet van de feitelijke juistheid van klagers stelling uitgaan. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet  zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk op grond van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond geacht.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts en P.Th. Mantel,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2020.

 

Griffier                                                                      Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

 

Verzonden d.d. 23 maart 2020