Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-11-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2020:293
Zaaknummer
18-498
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet is ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 november 2020
in de zaak 18-498/AL/NN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 september 2018 op de klacht van:
1. [klager]
2. [klaagster]
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 7 januari 2018 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 26 juni 2018 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2018 KNN008/z337663 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 3 september 2018 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is verzonden aan partijen.
1.4 Op 23 september 2018 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 augustus 2020. Daarbij waren klagers aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift met 54 bijlagen en van de volgende aanvullende stukken:
- een e-mail van klagers van 17 augustus 2019, met vijf bijlagen;
- een e-mail van klagers van 6 januari 2020, met zes bijlagen;
- een e-mail van klagers van 16 februari 2020, met een bijlage;
- een e-mail van klagers van 11 maart 2020, met drie bijlagen;
- een e-mail van klagers van 18 april 2020, met vier bijlagen;
- een e-mail van klagers van 23 april 2020, met drie bijlagen;
- een e-mail van klagers van 30 april 2020, met een bijlage.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet hebben klagers uitgebreid beschreven in hun verzetschrift en in hun pleitnota.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Klagers brengen in hun verzetschrift en ter zitting naar voren dat in de voorzittersbeslissing niet alle feiten zijn genoemd en een aantal feiten verkeerd is weergegeven. Zij geven in hun verzetschrift een uitgebreide uiteenzetting van de feiten die aan het geschil waarin verweerder als advocaat van de wederpartij heeft opgetreden en de procesvoering daarover ten overstaan van de civiele rechter en de medische tuchtrechter waarbij, bij het laatste, naar hun stelling sprake is geweest van een onjuiste of onzorgvuldige procesvoering.
4.2 Met de uiteenzetting miskennen klagers dat niet alle feiten die betrekking hebben op het onderliggende geschil ook van belang zijn voor een oordeel op de voorgedragen klachtonderdelen. Ook miskennen zij dat een andere weergave van de feiten zoals zij naar voren brengen, niet noodzakelijk tot een andere beslissing leidt. Klagers verzanden in details over gevoerde procedures en onzorgvuldige en onjuiste procesvoering of behandeling door allerlei instanties en personen. In de onderhavige tuchtprocedure gaat het echter (alleen) om de beoordeling van de in deze procedure voorgedragen klachtonderdelen. De voorzitter heeft daarover een beslissing genomen en de raad dient een beslissing te nemen op het verzet dat klagers tegen die beslissing hebben ingesteld.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Weliswaar heeft de voorzitter geen kennis genomen van de aanvullende stukken van klagers in dit verzet, maar die stukken zijn gelet op de aard en inhoud ervan niet relevant voor de beoordeling van de klachtonderdelen. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 november 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 2 november 2020