Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-11-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:286

Zaaknummer

19-789

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over het handelen van verweerder als privépersoon. Klacht is te laat ingediend en van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Klager wordt ex artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.  

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 9 november 2020

in de zaak 19-789/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 24 mei 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 19 november 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z917433/MM/SD van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 september 2020. Daarbij waren klager en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager en verweerder hadden naast een vriendschappelijke een zakelijk relatie.

2.3    Verweerder heeft diverse leningen aan klager verstrekt om hem te helpen met de financiering van zijn bedrijf en het aflossen van schulden van zijn familie.

2.4    Verweerder is niet de advocaat van klager en is dat ook nooit geweest.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a)    de woning van klager in [plaats] [(land)] op zijn naam te zetten als onderpand van een lening;

b)    de hoogte van de openstaande schuld (lening) te verdubbelen op het moment dat klager de woning in [land] wilde verkopen;

c)    zonder medeweten van klager en tegen de onderling gemaakte afspraken in, de sloten van het huis in [plaats] te vervangen zodat klager daar tijdens zijn vakantie geen gebruik van kon maken;

d)    de inboedel van de garage van klager over te nemen voor een lage prijs op naam van [RB] BV en deze inboedel (tegen de afspraken in) zonder medeweten van klager door te verkopen en de opbrengst in eigen zak te steken;

e)    de Volkswagen Transporter van klager op zijn naam te zetten en deze daarmee buiten de failliete boedel te houden en deze Volkswagen vervolgens zonder medeweten van klager met winst door te verkopen en de opbrengst in eigen zak te steken;

f)    leningen te verstrekken aan klager ad € 30.000,- en € 10.000,- in contanten;

g)    met klager af te spreken dat hij de contante leningen per bank zou aflossen (op grond van bewezen diensten) en daardoor geld wit te wassen;

h)    meerdere auto's en een motorfiets onder consignatie op het bedrijf van klager te laten staan zodat verweerder geen wegenbelasting hoefde te betalen en een verzekering hoefde af te sluiten.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    Allereerst heeft de raad te beoordelen of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

5.2    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien (sub a) de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De raad zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.

5.3    Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat alle handelingen van verweerder waarop de klacht van klager betrekking heeft, hebben plaatsgevonden in 2014 of eerder. Ter zitting heeft klager erkend dat hij in die periode ook kennis heeft genomen van dat handelen van verweerder. De bovengenoemde termijn is dus al in 2014 aangevangen. De klacht is echter pas op 24 mei 2019 door klager bij de deken ingediend en daarmee ruim buiten de genoemde termijn van die jaar. 

5.4    Klager heeft ter zitting verklaard dat hij pas in 2019 een klacht heeft ingediend omdat de relatie met verweerder eerder nog goed was. De raad is van oordeel dat dat geen bijzondere omstandigheid oplevert op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

5.5    Klager is dan ook niet-ontvankelijk is zijn klacht.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. E.M.G. Pouls en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 november 2020.

 

Griffier                                                        Voorzitter

 

Verzonden d.d. 9 november 2020